Naheffing accijns wegens voorhanden hebben van niet aangegeven ‘rode diesel’
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 april 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(2)
- Jurisprudentie(67)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(2)
Samenvatting
X (belanghebbende) exploiteert een landbouwbedrijf. Het bedrijf is gevestigd op enkele tientallen kilometers van de Nederlands-Belgische grens. Binnen dit bedrijf worden zowel in Nederland als in België werkzaamheden verricht ten behoeve van de teelt, het verzorgen, oogsten en afzetten van landbouwproducten. In het kader van deze werkzaamheden beschikt het bedrijf over diverse landbouwvoertuigen en werktuigen, die worden ingezet aan beide zijden van de grens.
De Inspecteur heeft aan X een naheffingsaanslag accijns opgelegd wegens het voorhanden hebben van rode diesel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de opgelegde naheffingsaanslag terecht is. Er is rode diesel aangetroffen in de brandstoftanks van zes landbouwvoertuigen, zonder dat X aannemelijk heeft gemaakt dat deze diesel in België is getankt. De tankbonnen uit België zijn niet te herleiden naar deze voertuigen. Omdat geen van de uitzonderingssituaties van artikel 91, lid 2, Wet Accijns van toepassing is, is er sprake van het in strijd met de wet hebben van rode diesel, wat belastbaar is volgens artikel 2, lid 4, Wet Accijns.
Rode diesel is diesel of gasolie die onder een lager accijnstarief valt. Er is een herkenningsmiddel en een rode kleurstof aan toegevoegd om onderscheid te kunnen maken met ‘gewone’ diesel. Om rode diesel in voorraad te hebben bij afleveringspompen voor verkoop aan derden is een vergunning van de douane nodig.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2024 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats 1, belanghebbende, (gemachtigde: mr. Th.J.H.M. Linssen),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 maart 2023.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende op één aanslagbiljet verenigd een naheffingsaanslag accijns minerale oliën opgelegd van € 2.626 en een naheffingsaanslag voorraadheffing gasolie van € 39 (hierna samen: de naheffingsaanslag).
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar afgewezen.
1.3. De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende [naam] , de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Daarbij gaat het specifiek om de vraag of belanghebbende accijns verschuldigd is omdat zij in Nederland rode diesel voorhanden had. De rechtbank beoordeelt de voorliggende vraag aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Belanghebbende exploiteert een landbouwbedrijf . Het bedrijf is gevestigd op het [adres] te [plaats 2] , op enkele tientallen kilometers van de Nederlands-Belgische grens. Binnen dit bedrijf worden zowel in Nederland als in België werkzaamheden verricht ten behoeve van de teelt, het verzorgen, oogsten en afzetten van landbouwproducten. In het kader van deze werkzaamheden beschikt het bedrijf over diverse landbouwvoertuigen en werktuigen, die worden ingezet aan beide zijden van de grens.
4.1. Op 1 november 2021 en 25 januari 2022 is er door ambtenaren van de Douane een controle in het kader van de accijnswetgeving uitgevoerd bij belanghebbende, naar aanleiding van een anonieme tip. De bevindingen zijn vastgelegd in een proces-verbaal. De controle was gericht op het voorhanden hebben van minerale oliën waaraan herkenningsmiddelen zijn toegevoegd in de brandstofreservoirs van landbouwvoertuigen en landbouwwerktuigen.
4.2. Tijdens deze controles zijn bij belanghebbende in totaal negen monsters genomen, namelijk van de inhoud van acht brandstofreservoirs van landbouwwerktuigen (waaronder drie beregeningspompen) en van een opslagtank. De uitslagen uit het monsteronderzoek wezen uit dat het in alle gevallen ging om gasolie waaraan het herkenningsmiddel solvent yellow en rode kleurstof is toegevoegd, zodat sprake is van rode diesel in plaats van ‘gewone’ diesel. Belanghebbende heeft verklaard dat de rode diesel is gekocht bij [bedrijf] te [plaats 3] in België. Bij de controle werd bovendien geconstateerd dat bij twee beregeningstanks een slang, pomp en vulpistool waren aangebracht.
4.3. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag, met dagtekening 5 oktober 2022, is berekend naar een hoeveelheid van 5.020 liter rode diesel, te weten de totale inhoud van de hiervoor in 4.2. genoemde werktuigen en opslagtank.
Motivering
Wettelijk kader
5. Onder de naam accijns wordt belasting geheven van onder andere minerale oliën. Die belasting wordt geheven voor de uitslag tot verbruik van de oliën. Onder uitslag tot verbruik wordt mede verstaan het in strijd met wettelijke bepalingen voorhanden hebben, opslaan of gebruiken van minerale oliën waaraan herkenningsmiddelen zijn toegevoegd.
5.1. Zo is het niet toegestaan minerale oliën die zijn voorzien van herkenningsmiddelen buiten een accijnsschorsingsregeling of een douaneschorsingsregeling voorhanden te hebben. Gebeurt dit wel, dan leidt dit tot de heffing van accijns, behoudens in geval van bepaalde wettelijk vastgelegde uitzonderingssituaties. Een van die uitzonderingssituaties is (ook) die waarin minerale oliën waaraan herkenningsmiddelen zijn toegevoegd, en die bestemd zijn als brandstof voor bedrijfsmotorrijtuigen, zich bevinden in normale brandstofreservoirs in deze bedrijfsmotorrijtuigen en naar Nederland worden overbracht vanuit een andere EU-lidstaat waarin deze oliën zijn uitgeslagen tot verbruik. Is zo’n situatie aan de orde, dan is geen sprake van het belastbare feit uitslag tot verbruik in Nederland.
5.2. In paragraaf 3.5 van de Beleidsregels accijnswetgeving (het beleid) heeft de Staatssecretaris goedgekeurd dat ook niet als uitslag tot verbruik wordt aangemerkt het voorhanden hebben van minerale oliën voorzien van herkenningsmiddelen (i) in normale brandstofreservoirs van niet-zelfrijdende werktuigen terwijl is getankt in een andere lidstaat en de oliën aldaar zijn uitgeslagen tot verbruik; (ii) het normale brandstofreservoir rechtstreeks verbonden is met het niet zelfrijdende werktuig; en (iii) het normale brandstofreservoir niet in verbinding staat met het brandstofsysteem voor de aandrijving van een ander voertuig.
Geschil
6. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende op het in de naheffingsaanslagen genoemde tijdvak minerale oliën voorzien van herkenningsmiddelen (rode diesel) voorhanden heeft gehad in beregeningspompen en andere voer- en werktuigen. Wel in geschil is de vraag of dit leidt tot een belastbaar feit voor de heffing van accijns.
Standpunten van partijen
7. De inspecteur stelt dat geen sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in art. 91, lid 2 van de WA, zodat zich het belastbare feit uitslag tot verbruik ex. art. 2 lid 4 van WA voordoet. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de rode diesel in de werktuigen in België is getankt. Voor zover belanghebbende zich beroept op het beleid, betwist de inspecteur dat aan de daarin opgenomen voorwaarden is voldaan. Hij stelt zich op het standpunt dat de beregeningspomp door de aangebrachte slang, pomp en vulpistool geschikt is voor de aflevering van rode diesel aan andere voer- en werktuigen en daardoor tevens kon worden gebruikt als voorraadtank. Hij betwist bovendien dat de tank in de beregeningspomp (met de daarbij aanwezige slang, pomp en vulpistool) de originele tank is en acht dit overigens in het kader van de heffing van accijns ook irrelevant. De alternatieve verklaring van belanghebbende over het gebruik van het vulpistool acht de inspecteur ongeloofwaardig.
7.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zich geen belastbaar feit voor de heffing van accijns voordoet. Zij beroept zich op het beleid en betoogt dat voldaan is aan de daarin opgenomen voorwaarden. Zij stelt dat de beregeningspomp enkel kan functioneren als zodanig: in de beregeningspomp zit een originele dieseltank en er is geen verborgen ruimte aangebracht om de beregeningspomp te kunnen gebruiken als opslagtank/afleveringspomp. Ook staat de brandstoftank van de beregeningspomp niet in verbinding met de aandrijving van een ander voertuig: het vulpistool wordt functioneel gebruikt tijdens de werkzaamheden op de akkers om de diesel in de berekeningstank bij te vullen. Verder voert belanghebbende aan dat op reguliere wijze is getankt in België. Ten bewijze van dit standpunt zijn tankbonnen overgelegd, die volgens belanghebbende te koppelen zijn aan specifieke voer- en werktuigen.
Oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Er is rode diesel aangetroffen in de gecontroleerde brandstoftanks van in totaal zes zelfrijdende landbouwvoer- en werktuigen, en belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze rode diesel in België is getankt. De rechtbank heeft geconstateerd dat de overgelegde Belgische tankbonnen niet te herleiden zijn naar deze zes landbouwvoer- en werktuigen. De enige bon die aan een landbouwvoertuig te linken is, dateert van zo ruim vóór de tijdstippen waarover wordt nageheven dat de rechtbank aannemelijk acht dat de toen getankte rode diesel al voor het controletijdvak was verbruikt. Nu zich geen van de uitzonderingssituaties als bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de WA voordoet, is sprake van het in strijd met de wettelijke bepalingen voorhanden hebben van rode diesel. Dit levert het belastbare feit uitslag tot verbruik op als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de WA.
9. Volgens de rechtbank voldoet belanghebbende bovendien niet aan (de voorwaarden uit) het beleid, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat – als het gaat om de drie niet zelfrijdende beregeningspompen – (toch) geen sprake is van het belastbare feit uitslag tot verbruik. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat het begunstigend beleid van toepassing is, op belanghebbende rust. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de ‘algemene’ voorwaarde uit het beleid, dat sprake is van een normaal brandstofreservoir. Uit de bevindingen uit het proces-verbaal van de controles bij belanghebbende over de staat waarin beregeningspompen normaliter geleverd worden en de foto’s van de (tanks van de) beregeningspompen en het vulpistool leidt de rechtbank af dat de beregeningspompen zijn aangepast. De rechtbank acht het aannemelijk dat de beregeningspompen in de toestand waarin deze bij belanghebbende werden aangetroffen naar hun aard in ieder geval ook kunnen worden gebruikt als brandstofopslagtanks, waaruit de rode diesel in andere voer- en werktuigen afgetankt kan worden. Reeds daarom is ook voor de in deze pompen aangetroffen rode diesel terecht accijns nageheven. Het voorhanden hebben van rode diesel in een beregeningspomp in de hoedanigheid van brandstofopslagtank is sowieso een belastbaar feit, ook als de rode diesel op reguliere wijze in België is getankt. Bewijs ten aanzien van de herkomst van de rode diesel in de beregeningspompen heeft met andere woorden geen invloed op het verbod de rode diesel op deze manier voorhanden te hebben.
10. Op grond van artikel 55 van de WA moet de inspecteur de verschuldigde accijns in gevallen als het onderhavige berekenen over de maximuminhoud van de tank of het reservoir waarin de rode diesel voorhanden is geweest, zoals hij ook heeft gedaan. De rechtbank ziet dus geen aanleiding de naheffingsaanslag te verminderen.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. C. Hofman, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 29 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.