Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) dan wel haar rechtsvoorganger was als woningbouwvereniging eigenaar van 790 (2013) en 807 (2014) percelen in de gemeente Q. Deze percelen beschikken over een directe dan wel indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Aan X zijn ter zake van de percelen aanslagen rioolheffing opgelegd. Het per perceel gehanteerde tarief is € 244,65. Alle heffingen zijn gebaseerd op de Verordening rioolheffing 2013.
Volgens X heeft de Heffingsambtenaar in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld door de percelen van X, anders dan bepaalde trafo’s en garageboxen, wel in de heffing te betrekken.
Rechtbank Limburg heeft het beroep van X op schending van het gelijkheidsbeginsel, anders dan Hof Den Bosch in hoger beroep, gehonoreerd.
Het Hof acht voorts geen sprake van overschrijding van de opbrengstlimiet. Het Hof acht het in dit geval toegestaan dat de grondslag voor het tarief voor 2014 gelijk is aan die voor 2013. De ramingen voor 2013 en 2014 zijn bijna identiek en er is uitleg gegeven over het onderlinge verschil en het streven naar continuering van het tarief. De gemeente heeft de baten en lasten voor 2014 in redelijkheid op dezelfde bedragen kunnen ramen als voor 2013.
Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar is gegrond. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd.
De Hoge Raad heeft op 28 juni 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2013-2014
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
28 juni 2024
Rolnummer
23/04148
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:993

Naar de bovenkant van de pagina