Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een BV had als enige activiteit de exploitatie van een zakenpand. Dat pand was fysiek verbonden met een ander zakenpand ten behoeve van één modeonderneming. In het kader van de bedrijfsoverdracht van vader naar zoon werd aan de inspecteur het verzoek gericht om met toepassing van artikel 14, lid 8 Vpb een gefaciliteerde bedrijfsfusie tussen die BV en de BV waarin het andere pand zich bevond toe te staan. Dat verzoek had de inspecteur afgewezen met het argument dat het een “kunstmatige omweg” betrof met als hoofddoel belastingfraude of -ontwijking. Het Hof had de BV opgedragen te bewijzen dat “de omweg” in hoofdzaak op zakelijke gronden berustte en had haar niet in dat bewijs geslaagd geacht. Op zichzelf genomen kan de Hoge Raad zich met het oordeel van het Hof wel verenigen. Niettemin komt het conform de conclusie van A-G Wattel tot prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EG. De belastingbesparing die in dit geval wordt nagestreefd betreft namelijk de overdrachtsbelasting en het is de vraag of de Fusierichtlijn zich ook keert tegen het ontgaan van die belasting.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
11 juli 2008
Rolnummer
43.144
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:AZ8524
ECLI:NL:PHR:2008:AZ8524

Naar de bovenkant van de pagina