Direct naar content gaan

Samenvatting

De Heffingsambtenaar van de gemeente Delft heeft aan X (belanghebbende) een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd wegens het parkeren van zijn voertuig op een openbare weg binnen de gemeente.

X heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Hij heeft in het bezwaarschrift tevens verzocht aan hem een factuur uit te reiken die voldoet aan de in artikel 34c e.v. Wet OB 1968 neergelegde vereisten, waarop behalve de parkeervergoeding een te betalen bedrag aan omzetbelasting wordt vermeld.

De Heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag verminderd en het verzoek om uitreiking van een btw-factuur afgewezen.

Voor Hof Den Haag was uitsluitend in geschil of de Heffingsambtenaar gehouden is aan X een factuur uit te reiken met vermelding van een van de parkeervergoeding te onderscheiden bedrag aan omzetbelasting.

Het Hof heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een belang. Volgens het Hof kan het verzoek om uitreiking van een factuur voor de omzetbelasting niet worden aangemerkt als een verzoek om een bijkomende rechterlijke beslissing, omdat X bij dat verzoek een buiten de naheffingsaanslag gelegen belang pretendeert. Het tegen dit oordeel ingediend cassatieberoep faalt voor zover het ertoe strekt dat de Heffingsambtenaar aan X een factuur had moeten uitreiken op de wijze die is voorgeschreven in artikel 34c e.v. Wet OB 1968.

De Hoge Raad acht het oordeel van het Hof juist. Niettemin had het Hof het hoger beroep niet niet-ontvankelijk, maar ongegrond moet verklaren. In zoverre is het cassatieberoep van X gegrond, aldus de Hoge Raad.

De onderhavige uitspraak is gelijktijdig gedaan met de uitspraak inzake een opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Groningen. In dit geval betreft het de gemeente Delft. Ook in deze procedure verzoekt belanghebbende om uitreiking van een factuur die voldoet aan de in artikel 34c e.v. Wet OB 1968 opgenomen eisen. De naheffingsaanslag is na uitspraak op bezwaar verminderd tot € 82,90, bestaande uit € 23,90 parkeerbelasting en € 59 kosten. Belanghebbende heeft tegen deze beslissing direct beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof is echter van mening dat belanghebbende niet-ontvankelijk is omdat belanghebbende een buiten de naheffingsaanslag gelegen belang pretendeert in de vorm van de uitreiking van een btw-factuur.

De Hoge Raad gaat, onder verwijzing naar diens arrest van 11 april 2014, hier echter niet in mee. Hij is van mening dat wel sprake is van een belang, namelijk de vernietiging van de uitspraak op bezwaar dat in elk geval zou kunnen leiden tot een proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht. In hoger beroep heeft belanghebbende naast het verzoek om uitreiking van een btw-factuur tevens verzocht om vernietiging hiervan. In de afronding van het beroepschrift bij het Hof schreef belanghebbende namelijk:

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
23 maart 2018
Rolnummer
17/03850
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:412
NLF-nummer
NLF 2018/0766
Aflevering
5 april 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1408
bwbr0002629&artikel=34c,bwbr0002629&artikel=34c,bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005537&artikel=8:70

Naar de bovenkant van de pagina