X (belanghebbende) woont in een huurwoning. Hij heeft met toestemming van de woningbouwvereniging (de verhuurder) in zijn voortuin een hekje geplaatst van 1,20 meter hoog en 1,80 meter lang.
Het college van B en W van gemeente De Bilt heeft aan X een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een afscheiding. Hiervoor is aan X een bedrag van € 492,52 aan leges in rekening gebracht.
X heeft beroep ingesteld. Hij voert aan dat hij geen aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend, maar alleen om informatie heeft gevraagd. Rechtbank Midden-Nederland constateert echter dat in de dossierstukken een uitgebreid aanvraagformulier zit, dat door X online is ingevuld en door het college van B en W is ontvangen en in behandeling is genomen. Er is sprake van een belastbaar feit zoals opgenomen in de legesverordening.
Dat de woningbouwvereniging toestemming voor het hek heeft gegeven, betekent, anders dan X meent, niet dat het hek zonder meer mag worden geplaatst. Dat de aankoopsom van het hek (€ 120) lager is dan het legesbedrag is voorts onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van een onredelijke en willekeurige heffing.
Het beroep is ongegrond.
BRON
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2022 in de zaak tussen
eiser, uit woonplaats, eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (de heffingsambtenaar), verweerder (gemachtigde: mr. P.E. Boersma).
Inleiding
Eiser woont in een huurwoning aan de [adres] in [woonplaats] . Hij heeft met toestemming van de woningbouwvereniging (de verhuurder) in zijn voortuin een hekje geplaatst van 1.20 meter hoog en 1.80 meter lang.
Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Bilt (het college) heeft aan eiser bij besluit van 22 april 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een afscheiding.
Op 7 juni 2021 heeft de heffingsambtenaar voor de omgevingsvergunning aan eiser een bedrag van € 492,52 aan leges in rekening gebracht.
Eisers bezwaar tegen de legesaanslag heeft de heffingsambtenaar bij de uitspraak op bezwaar van 15 november 2021 ongegrond verklaard.
Eiser is in beroep gegaan tegen de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2022 op zitting behandeld. Aanwezig waren eiser en zijn echtgenote I. Bakkker-van Leeuwen en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiser krijgt geen gelijk. De rechtbank zal toelichten hoe zij tot die conclusie is gekomen.
2. Van toepassing is de ‘Verordening op de heffing en invordering van leges 2021’ van de gemeente De Bilt (hierna: de Legesverordening). In deze verordening heeft de gemeenteraad - kort gezegd - geregeld voor welke diensten van de gemeente leges worden geheven en de tarieven voor die leges.
Er is sprake van een belastbaar feit
3. Het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning is zo’n dienst waarvoor leges worden geheven. Als voor het verlenen van een omgevingsvergunning een binnenplanse afwijkingsprocedure moet worden gevolgd, dan worden de leges verhoogd.
4. Eiser voert aan dat dat hij geen aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend, maar alleen om informatie heeft gevraagd. De rechtbank constateert echter dat in de dossierstukken een uitgebreid aanvraagformulier zit, dat door eiser online is ingevuld en door het college is ontvangen en in behandeling is genomen. Uit de stukken in het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat eiser niet de bedoeling had om daadwerkelijk iets aan te vragen. De rechtbank kan nu niet anders dan vaststellen dat eiser wel een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft gedaan. Verder staat ook vast dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend en daarvoor de afwijkingsprocedure heeft gevolgd. Daarmee is sprake van een belastbaar feit zoals opgenomen in de Legesverordening. Eiser is dus leges verschuldigd.
Het juiste bedrag is berekend
5. De leges die de heffingsambtenaar heeft geheven, is berekend op basis van de Tarieventabel 2021, die hoort bij de Legesverordening. De rechtbank stelt vast dat het tarief voor een omgevingsvergunning zoals hier uit twee elementen bestaat, namelijk:
voor de bouwactiviteiten een tarief van 3,20% van de bouwkosten, te verhogen met een starttarief van € 180,-.
voor het planologisch strijdig gebruik een tarief van € 305,-.
6. Eiser heeft als bouwkosten op het aanvraagformulier om een omgevingsvergunning een bedrag van € 235,- excl. opgegeven, zodat het totaalbedrag 187,52 bedraagt (starttarief van € 180 en 3,2% van € 235 = € 7,52). Het totale bedrag aan leges is dus € 492,52 en dit is ook het bedrag dat de heffingsambtenaar in rekening heeft gebracht.
Toestemming woningbouwvereniging
7. Eiser voert aan dat de woningbouwvereniging toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van het hekje bij de huurwoning. Daarmee is de zaak volgens hem geregeld. Tijdens de zitting is al uitgelegd dat dat niet klopt. Dat de woningbouwvereniging toestemming voor het hek heeft gegeven, betekent niet dat het hek zonder meer mag worden geplaatst. De toestemming van de woningvereniging heeft eiser nodig, omdat hij de woning huurt. Het hekje moet echter ook voldoen aan andere regelgeving, zoals bijvoorbeeld het moeten beschikken over een omgevingsvergunning van het college. De heffingsambtenaar en het college kunnen er niks aan doen dat de woningvereniging eiser hierover kennelijk fout heeft geïnformeerd.
Leges veel hoger dan de kosten van het hekje
8. Het bedrag aan leges staat volgens eiser niet in verhouding tot de kosten die hij voor (het plaatsen van) het hekje van € 120,- heeft gemaakt. De rechtbank begrijpt dat eiser dat vindt, maar gemeenten kunnen zelf invulling geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. De belastingrechter (= de rechtbank) mag hier niet over oordelen, tenzij de belasting leidt tot een willekeurige en onredelijke heffing waarop de wetgever bij het aan de lokale overheden toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van belasting niet het oog kan hebben gehad. Verder is op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad geen rechtstreeks verband vereist tussen de hoogte van de geheven leges aan de ene kant en de omvang van de verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten aan de andere kant. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de leges niet zo onredelijk hoog is dat hij niet mocht worden opgelegd. Dat de aankoopsom van het hek lager is dan de leges is onvoldoende.
9. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Wel heeft de heffingsambtenaar tijdens de zitting toegezegd het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2022 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier.