Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende), onderdeel van de Y-groep, verhuurt onroerende zaken. Het uiteindelijke belang in de Y-groep berustte bij middellijk aandeel-/certificaathouder en bestuurder A, diens broer en de erven F (destijds de accountant). Nadat F in mei 2010 overleed en de broer van A in 2010-2011 ernstig ziek bleek te zijn, kwam het dagelijkse reilen en zeilen van de groep volledig bij A terecht.
X heeft op 24 juli 2014 voor een bedrag van € 670.000 een autoshowroom aan A en zijn zoon verkocht. De Inspecteur stelt dat de marktwaarde van de showroom € 1.145.000 bedroeg. Hij heeft een winstuitdeling in aanmerking genomen ter hoogte van € 475.000.
Volgens Rechtbank Noord-Holland hadden A en X zich ervan bewust moeten zijn dat de door X ontvangen verkoopprijs van € 670.000 minstens € 85.000 te laag was. A is minstens voor genoemd bedrag bevoordeeld. Niet aannemelijk is geworden dat hieraan zakelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegen. Dit impliceert een winstuitdeling waarmee een belastingbedrag van ten minste € 17.000 (20% van € 85.000) correspondeert. Gelet hierop heeft X de vereiste aangifte niet gedaan, aldus de Rechtbank.
Dit oordeel wordt in hoger beroep door Hof Amsterdam bevestigd. Evenals de Rechtbank kan het Hof de door de Inspecteur bepleite waarde van het pand niet volgen. Het Hof komt wel tot een hogere in goede justitie bepaalde waarde van het pand op transactiedatum 24 juli 2014, te weten € 925.000, dan de Rechtbank (€ 815.000). Dit betekent dat de aanslag nader dient te worden vastgesteld, te berekenen naar een belastbaar bedrag van € 168.310.
Voorts concludeert het Hof, anders dan de Rechtbank, tot de aanwezigheid van voorwaardelijk opzet ter zake van het niet doen van de vereiste aangifte en acht het een daaraan gerelateerde vergrijpboete van € 8.500 passend en geboden.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond met toepassing van artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
15 maart 2024
Rolnummer
22/01930
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:433
bwbr0002320&artikel=27e

Naar de bovenkant van de pagina