Direct naar content gaan

Samenvatting

De echtgenoot van X (belanghebbende) lijdt aan congenitale familiaire granulocytopenie met optredende infecties in de darm, mond en perianale abcessen, stenose en ontstekingen. Verder lijdt de echtgenoot aan de ziekte van Crohn en daarmee samenhangende gewrichtsklachten (reuma), artrose en osteoporose en incontinentieproblemen.

In verband met de medische behandelingen van deze ziektes heeft X in haar aangifte IB/PVV 2010 een bedrag van € 9.785 als uitgaven voor vervoer in verband met ziekte en invaliditeit afgetrokken. De Inspecteur heeft echter slechts een bedrag van € 656 in aftrek toegelaten. Rechtbank Noord-Holland heeft het hiertegen door X ingestelde beroep gegrond verklaard.

Op het hoger beroep van de Inspecteur oordeelt Hof Amsterdam echter dat de vervoerskosten van X in 2010 niet hoger zijn geweest dan die van personen die niet ziek of invalide zijn, maar wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft in een vergelijkbare positie (de maatman) verkeren als X. Het gelijk is aan de Inspecteur.

De Hoge Raad heeft op 17-08-2018 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 18/00353)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
12 december 2017
Rolnummer
16/00129
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:5342
NLF-nummer
NLF 2018/0045
Aflevering
4 januari 2018
bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina