Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) die in 1988 geen hoofdverblijf hield in de gemeente Q, had in dat jaar een betrekkelijk eenvoudig woonschip in die gemeente tot zijn beschikking.
In cassatie is de vraag aan de orde of dat woonschip een gemeubileerde woning in de zin van de Verordening woonforensenbelasting van de gemeente Q is.
Hof Leeuwarden heeft geoordeeld dat onder het begrip ‘gemeubileerde woning’ in de zin van artikel 275 Gemw, op welke bepaling de Verordening steunt, nimmer woonschepen vallen.
Dat oordeel is onjuist. In het arrest van 19 december 1962 (14.905, ECLI:NL:HR:1962:AX7915) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat sprake is van een ‘gemeubileerde woning’ in de zin van het toenmalige artikel 288 Gemw, voor welke bepaling artikel 275 Gemw in de plaats is getreden, indien die gemeubileerde woning op zichzelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam – zij het niet bepaaldelijk in alle jaargetijden – voor menselijke bewoning te dienen, zonder dat wordt acht geslagen op de mate waarin daarvan werkelijk gebruik wordt gemaakt. De wetsgeschiedenis biedt onvoldoende steun aan de opvatting dat naar de bedoeling van de wetgever aan dat begrip thans een meer beperkte, en in het bijzonder woonschepen en caravans uitsluitende, betekenis zou toekomen.
De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
1988
Instantie
HR
Datum instantie
2 maart 1994
Rolnummer
29.642
ECLI
ECLI:NL:HR:1994:ZC5609
bwbr0005416&artikel=275

Naar de bovenkant van de pagina