Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft een constructie opgezet met rente(aftrek) op geldleningen die generlei functie hebben in het kader van de financiering van de door X gedreven onderneming. De Inspecteur heeft met toepassing van artikel 31 AWR (fraus legis) de aanslag vpb 1980 vastgesteld zonder rekening te houden met deze overeenkomst van geldlening.
Hof Amsterdam heeft de aanslag gehandhaafd. De overeenkomst van geldlening zou immers achterwege zijn gebleven indien daarmede niet de heffing van vennootschapsbelasting voor het vervolg geheel of ten dele onmogelijk zou zijn gemaakt. X is aldus handelend in strijd gekomen met de strekking van de fiscale wetgeving onder omstandigheden die veroorzaken dat op niet meer aanvaardbare wijze de normale toepassing van de wettelijke bepalingen wordt doorkruist.
Het Hof heeft ook de stelling van X verworpen dat de Inspecteur door het nemen van zijn besluit in strijd is gekomen met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar dat wordt door de Hoge Raad verworpen. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de Inspecteur artikel 31 AWR mocht toepassen. Het aanvaarden van een rente-aftrek waarvoor een toereikende rechtvaardiging niet valt aan te wijzen, is strijdig met doel en strekking van de Wet VpB 1969, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1980
Instantie
HR
Datum instantie
26 april 1989
Rolnummer
24446
ECLI
ECLI:NL:HR:1989:ZC4024
bwbr0002320&artikel=31,bwbr0002672&artikel=15

Naar de bovenkant van de pagina