Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze WOZ-zaak stelt X (belanghebbende) in hoger beroep in de eerste plaats dat de Heffingsambtenaar niet aan de toezendverplichting in de bezwaarfase heeft voldaan.

Hof Amsterdam oordeelt dat artikel 7:4 Awb niet de verplichting bevat tot toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase, maar enkel een inzagerecht. Artikel 6:17 Awb brengt hier geen verandering in. Voorts is het Hof van oordeel dat de Heffingsambtenaar met de verstrekking van het taxatieverslag aan X in de bezwaarfase heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van artikel 40 Wet WOZ. Het Hof verwijst hierbij naar zijn uitspraak van 22 februari 2022 (21/00253, ECLI:NL:GHAMS:2022:499, NLF 2022/0485).

In tegenstelling tot hetgeen Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld zijn na de wijziging van artikel 40 Wet WOZ en invoering van artikel 40a Wet WOZ per 1 oktober 2016, doel en strekking van artikel 40, lid 2, Wet WOZ ongewijzigd gebleven. Dit betekent dat degene te wiens aanzien een beschikking is genomen op verzoek een afschrift van het taxatieverslag toegezonden krijgt, dit ongeacht of sprake is van een beschikking genomen ter zake van een woning dan wel een niet-woning.

Het Hof is van oordeel dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem voorgestane WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
14 juni 2022
Rolnummer
21/01628
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2159
NLF-nummer
NLF 2022/1526
Aflevering
4 augustus 2022
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina