Direct naar content gaan

Samenvatting

De bedrijfsactiviteiten van X BV bestaan voornamelijk uit de teelt van potplanten.
Op 10 juli 2004 heeft X BV percelen tuinbouwgrond en daarop aanwezige opstallen voor € 5.960.020 verkocht aan een ontwikkelingsmaatschappij. De WEVAB van de grond was op dat moment € 2.709.100.
In verband met geconstateerde bodemverontreiniging en een voorkeursrecht van de gemeente Westland liet de levering van de grond op zich wachten tot 3 september 2008. De WEVAB van de grond was op dat moment € 1.020.656.
Ten aanzien van de bodemverontreiniging hebben X BV en de koper bij overeenkomsten van 7 oktober 2004, 25 juni 2008, 3 juli 2008 en 22 juli 2008 (hierna: de aanvullende overeenkomsten) een nadere regeling getroffen.
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat voor toepassing van de landbouwvrijstelling moet worden uitgegaan van de WEVAB ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst in 2004.
X BV betoogt in cassatie dat het Hof de WEVAB ten tijde van de levering had moeten hanteren, omdat het voordeel op dat moment in overeenstemming met goed koopmansgebruik bij de winstberekening in aanmerking is genomen.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep echter ongegrond.
De WEVAB moet worden bepaald naar hetzelfde tijdstip als de waarde in het economisch verkeer.
In het geval van een verkoop zal het daarbij in de regel gaan om het moment waarop de koopovereenkomst wordt gesloten.
In het onderhavige geval is de koopovereenkomst gesloten op 10 juli 2010 en zijn bij aanvullende overeenkomsten nadere afspraken gemaakt zonder dat daarbij een nieuwe koopprijs is overeengekomen.
Hiervan uitgaande is het Hof terecht uitgegaan van de WEVAB per 10 juli 2004, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
20 november 2015
Rolnummer
15/02263
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3312
bwbr0011353&artikel=3.12&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina