Samenvatting
Een autohandelaar kwam er tijdens een door de Belastingdienst ingesteld boekenonderzoek over de jaren 1997 tot en met 2000 achter dat hij over het jaar 2001 een bedrag van 22.347 euro te weinig omzetbelasting had afgedragen. Voor dat bedrag is hem in augustus 2004 een naheffingsaanslag opgelegd met boete van 50 procent vanwege het opzettelijk niet voldoen van OB. De inspecteur acht opzet aanwezig omdat de autohandelaar na ontdekking van de fout niet spontaan alsnog een aanvullende betaling heeft gedaan. De Rechtbank verminderde de boete tot 25 procent wegens grove schuld en een vermindering daarvan met 10 procent wegens overschrijding van de redelijke termijn. De inspecteur stelde hierop hoger beroep in, omdat uit de uitspraak van de Rechtbank niet duidelijk blijkt waarom geen (voorwaardelijke) opzet aanwezig is. Het Hof oordeelt dat geen sprake is van opzet omdat de autohandelaar volgens het wettelijk systeem niet verplicht is om een dergelijke - niet in de reguliere aangifte aangegeven - betaling te doen. Volgens het wettelijk systeem bestaat zelfs niet de mogelijkheid om een suppletieaangifte te doen. Verder is gesteld noch gebleken dat de autohandelaar na ontdekking van de fout opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt aan de inspecteur om die fout te verbergen. Het Hof acht voorts de stelling van de inspecteur niet aannemelijk dat de autohandelaar tegenover de controlerend ambtenaar heeft gezwegen over de fout en dat er geen afspraken zouden zijn gemaakt, of verwachtingen zijn gewekt, inhoudende dat er nog een naheffing zou volgen ter zake van die fout. Kortom: het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, zij het met een verdieping in de motivatie.
