Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Politieke column

Als de inkomstenbelasting de koning van de belastingen is, is het tarief in de eerste schijf het paleis. Het is het aangezicht waarop de vlag wappert. Ons belastingpaleis is helaas geen robuust bouwwerk. Als nationaal teken van fiscale herkenning faalt het evenzeer. Het is eerder een krakkemikkige boomhut. Elk jaar wordt de hut vertimmerd, en elk jaar gapen landgenoten vol ongeloof naar het resultaat. 

Op dit moment is het tarief voor niet AOW’ers in de eerste schijf 36,93%. Voor volgend jaar is een kabinetsbesluit genomen het tarief met 0,02%-punt te verlagen. Dus daar vergader je over. Daarover ontvang je een nota. En dan neem je een besluit over iets met twee cijfers achter het kommaatje. Jeetje. Op de ambtelijke burelen is voor dit gefriemel ook echt het woord ‘tariefverlaging’ gebezigd. Toch wordt het geen minuscule verlaging, maar een minieme verhoging. Naast een beleidsmutatie zijn er nog twee factoren die het tarief bepalen.

Allereest is dat de hoogte van de zorgpremie. Onze nationale zorgconsumptie bepaalt de hoogte van de zorgpremie (nominale en inkomensafhankelijke premie minus de zorgtoeslag). Minder zorgconsumptie leidt dan uiteindelijk cumulatief tot een lagere zorgpremie. Dat lijkt goed nieuws, maar is het niet. In de Haagse begrotingswereld moet deze lagere zorgpremie namelijk gecompenseerd worden door een hoger tarief in de eerste belastingschijf. Het tarief van de eerste schijf fungeert als neutralisering van een op macroniveau berekende zorgpremiewijziging. Waarom? Omdat coalitiepartijen een afspraak hebben gemaakt dat de lastendruk gelijk moet blijven gedurende de kabinetsperiode. Om die reden moet het tarief volgend jaar met 0,03%-punt stijgen.

Daarnaast is het kabinet een taakstellende lastenverzwaring overeengekomen. De bedoeling was om via een kliklijn fiscale constructies aan te pakken en daarnaast andere fiscale regelingen de nek om te draaien. Die bedoeling is deels mislukt, althans het levert niet het bedrag aan extra belastingontvangst op dat in het kasboek is opgeschreven. Deze mislukking was voorzien. Bij het niet halen van de taakstelling is het tarief in de eerste belastingschijf de plaatsvervanger, zo is afgesproken. Ergo: hierdoor moet het tarief ook met 0,03%-punt stijgen.

En zo komen we dus van een tarief van 36,93% in 2023 via een hink (minus 0,02%)-stap (plus 0,03%)-sprong (plus 0,03%) op een tarief van 36,97% in 2024. De voorgaande zin geeft de hedendaagse belastingpolitiek feilloos weer. Visionairs lopen vast, want neuzelaars hebben de gereedschapskist in handen. 

We zijn er helaas nog niet. Dit gefröbel op een honderdste van een procentpunt is namelijk voor de komende jaren vastgelegd in de boekhouding. In 2025 komt het tarief op 37,05% om het jaar erna iets te dalen naar 37,04%. In 2027 ‘piekt’ het op 37,06%. Daarna loopt het via een hink-stap-sprong weer wat terug. Voor de fiscale planners onder ons: in 2029 zitten we op 36,95%. 

Let wel, het nog aan te treden nieuwe kabinet, na de nog te houden Tweede Kamerverkiezingen in november, is dan sowieso alweer afgetreden. Stel dat we stoppen met friemelen. Stel dat we normaal gaan doen. Stel dat een nieuwe bewindsman of -vrouw een mooi rond tarief van 37% bepleit. Het kan, maar volgens cryptische begrotingsregels moet voor bijvoorbeeld 2027 dan wel € 300 miljoen worden opgehoest. Zoiets krijg je dan als onderhandelende partijen tijdens de formatiebespreking voor de voeten geworpen.

Welkom in de wereld van het budgettaire harnas. Een harnas dat fundamentele veranderingen (mede) in de weg zit, want het beperkt simpele beleidsaanpassingen enorm. Het tarief van onze ‘koning van de belastingen’ mooi rond maken, leidt immers al tot een conflict met de Haagse boekhouding. Zolang niemand de gereedschapskist afpakt van de neuzelaars, blijft het belastingpaleis een krakkemikkige boomhut.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Auteur(s)
mr. dr. M.P.A. Spanjers
Columnist
NLF-nummer
NLF-P 2023/37
Publicatiedatum
17 oktober 2023

Naar de bovenkant van de pagina