Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een echtpaar en een zoon vormden samen een maatschap die een potplantenkwekerij exploiteert.
Voor alle maten zijn in de loop der jaren tekorten op de kapitaalrekeningen ontstaan als gevolg van bedrijfsverliezen en privéopnamen.
Het echtpaar heeft in 2007 een gedeelte van de schuld van de zoon aan de maatschap kwijtgescholden.
Verder heeft de zoon in 2007 tevergeefs bij de Rabobank aangeklopt voor een lening om zijn resterende schuld aan de maatschap af te lossen.
Daarop heeft het echtpaar € 100.000 in mindering gebracht op het box-1-inkomen wegens oninbaarheid van de vordering op de zoon en in verband met de kwijtschelding een verlies opgevoerd.
De Inspecteur staat de verliespost niet toe.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, anders dan de Inspecteur, dat het echtpaar de grenzen der redelijkheid niet heeft overschreden door de vordering als ondernemingsvermogen aan te merken.
Het acht echter aannemelijk dat het echtpaar bij het laten oplopen van de vordering op de zoon tot het bedrag boven de € 100.000 (totaal € 334.152) onzakelijk heeft gehandeld door voor een bedrag van € 224.152 een (debiteuren)risico te aanvaarden dat een zakelijk handelende derde niet zou hebben genomen.
Het Hof gaat ervan uit dat het echtpaar dit risico heeft aanvaard vanwege de persoonlijke verhouding tot hun zoon.
Dit brengt mee dat de kwijtschelding en afwaardering van de vordering op de zoon voor een bedrag van € 224.152 niet ten laste van de fiscale winst van het echtpaar kan worden gebracht.
De andersluidende uitspraak van Rechtbank Gelderland wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
14 juli 2015
Rolnummer
14/01038
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:5229

Naar de bovenkant van de pagina