Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op grond van artikel 4, lid 1, onderdeel a van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (BRV) is ter zake van de verkrijging van de aandelen in een onroerende zaaklichaam overdrachtsbelasting verschuldigd als haar onroerende zaken, als geheel genomen, op het tijdstip van de verkrijging geheel of hoofdzakelijk (meer dan 70 procent) dienstbaar zijn of waren aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaken. Bij arrest van 18 december 1991, onder meer gepubliceerd in BNB 1992/100, oordeelde de Hoge Raad dat de waarde van de onroerende zaken hiervoor beslissend is. In het onderhavige geval heeft een BV op 31 december 2003 alle aandelen gekocht van een BV die een camping exploiteert (de camping-BV). Tussen partijen is niet in geschil dat de horeca ter waarde van 758.000 euro en de winkel ter waarde van 140.000 euro niet dienstbaar zijn aan de exploitatie van onroerende zaken. Anders dan de inspecteur is het Hof van oordeel dat zulks in elk geval ook geldt voor de toeristische plaatsen ter waarde van 277.500 euro en het zwembad ter waarde van 400.000 euro. De omstandigheid dat de toeristische plaatsen steeds kortstondig worden verhuurd waarbij aannemelijk is dat de aantrekkelijkheid mede wordt bepaald door de aanwezigheid van recreatieve voorzieningen, brengt met zich mee dat deze onroerende zaken veeleer dienstbaar zijn aan de exploitatie van een recreatiebedrijf dan aan de exploitatie van onroerende zaken. Voor het zwembad geldt zulks evenzeer. Alsdan zijn onroerende zaken ter waarde van 1.575.500 euro niet dienstbaar aan de exploitatie van onroerende zaken, hetgeen meer is dan 30 procent van de waarde. Daarmee is niet voldaan aan de wettelijke eis voor belastbaarheid van de verkrijging van de aandelen, aldus het Hof. Tegen dit oordeel heeft de Staatssecretaris cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad bevestigt echter het oordeel van het Hof. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard. Conform A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2003
Instantie
HR
Datum instantie
19 december 2008
Rolnummer
07/10541
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD6385
ECLI:NL:PHR:2008:BD6385

Naar de bovenkant van de pagina