Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een paardencomplex, dat (in ieder geval deels) wordt gebruikt door een bv waarvan X enig aandeelhouder is.

In geschil is de aan X opgelegde aanslag IB/PVV 2015.

Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de Inspecteur er terecht van uitgegaan dat het gehele paardencomplex door X aan de bv ter beschikking is gesteld. De bv kon feitelijk over alle paardenboxen in het complex beschikken. Ook de boxen die door derden werden gebruikt werden in juridische zin van X gehuurd door de bv. Daarnaast vormt de door X in de aangifte IB/PVV 2015 opgenomen tbs-balans een aanwijzing dat het gehele paardencomplex aan de bv ter beschikking is gesteld.

Hof Den Bosch bevestigt in hoger beroep dit oordeel van de Rechtbank. Het Hof voegt hieraan toe dat X ten aanzien van derden-huurders niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een bemiddelingssituatie als bedoeld in het besluit van 21 februari 2014, BLKB2014/286M. Verder is het Hof van oordeel dat de Inspecteur erin is geslaagd de door hem gestelde economische huurwaarde (€ 34.000) van het paardencomplex als geheel aannemelijk te maken. Het beroep van X is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
13 maart 2024
Rolnummer
22/01339
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:823
NLF-nummer
NLF 2024/0804
Aflevering
2 april 2024
bwbr0011353&artikel=3.92&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.92&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina