Direct naar content gaan

Samenvatting

De aandelen van een door een vader beheerste vennootschap met veel vastgoed verkoopt hij in 1994 tegen de intrinsieke waarde volgens de winstbepalende balans voor fl. 6.181.271 aan zijn zoon. De inspecteur kent aan die aandelen echter een waarde toe van fl. 11.270.271 en belast het verschil met schenkingsrecht. Aan de waardebepaling van de aandelen door de vader zijn echter deskundigen te pas gekomen. De Hoge Raad casseert de uitspraak van het Hof waarbij het de inspecteur in het gelijk had gesteld op drie gronden. De eerste is dat het Hof had overwogen dat de deskundigen zich moeten hebben gerealiseerd dat de intrinsieke waarde van de winstbepalende balans geen juiste maatstaf is. Die maatstaf is echter niet onder alle omstandigheden onjuist. De tweede is dat het Hof de kennis van de accountant van de zoon aan de vader toerekent en de derde dat het Hof niet heeft vastgesteld of de vader de wil had zijn zoon te bevoordelen. Wel is de Hoge Raad het er mee eens dat de Vpb-claim op de waarde van het vastgoed op de contante waarde moet worden gesteld. Conform A-G Groeneveld.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
1994
Instantie
HR
Datum instantie
12 juli 2002
Rolnummer
36.902
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AD7272
bwbr0002226&artikel=1&lid=1,bwbr0002226&artikel=20&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina