Direct naar content gaan

Samenvatting

M-GmbH is een Duitse Kommanditgesellschaft en vanaf december 2017 was A-GmbH haar beherend vennoot. D-GbR en de natuurlijke personen C, D en E waren commanditaire vennoten. De meeste beslissingen in M-GmbH werden met gewone meerderheid aangenomen. D-GbR had daarbij zes stemmen en de resterende vier vennoten ieder één stem. Vanaf december 2017 hadden A en D-GbR dezelfde directeur. M-GmbH was economisch en organisatorisch geïntegreerd in D-GbR en er bestonden uitgebreide betrekkingen tussen hen. M-GmbH meende dat zij vanaf december 2017 ook financieel geïntegreerd was met D-GbR en daarom een Duitse fiscale eenheid (Organschaft) vormden.

M-GmbH heeft geen btw-aangiften ingediend, aangezien de btw ten laste van D-GbR (als hoofd van de Organschaft) kwam. De Duitse belastingdienst legde een naheffingsaanslag op, omdat niet voldaan zou zijn aan de financiële verbondenheid. In Duitsland is bij personenvennootschappen daarvoor vereist dat, naast de controlerende vennootschap, alleen personen die financieel geïntegreerd zijn in de vennootschap van de controlerende vennootschap, vennoot zijn in de desbetreffende vennootschap. De vraag is of de Duitse regeling in overeenstemming is met artikel 11 Btw-richtlijn. Het Finanzgericht Berlin-Brandenburg (Duitsland) heeft hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld.

Het HvJ oordeelt dat artikel 11 Btw-richtlijn inzake de fiscale eenheid zich verzet tegen de Duitse voorwaarde ten aanzien van personenvennootschappen. De financiële verbondenheid tussen D-GbR en M-GmbH wordt door het HvJ verondersteld, nu D-GbR haar wil kan opleggen aan M-GmbH doordat zij beschikt over de meerderheid van stemmen. Het HvJ overweegt hierbij dat de nauwe financiële, economische en organisatorische banden weliswaar op nationaal niveau moeten worden verduidelijkt. Echter voor een uniforme toepassing van de Btw-richtlijn moet het begrip nauw financieel verbonden in de zin van artikel 11 Btw-richtlijn autonoom en op eenvormige wijze wordt uitgelegd. Deze uitlegging is, ondanks het facultatief karakter van artikel 11 Btw-richtlijn, dwingend.

Het HvJ overweegt verder dat personen die geen belastingplichtigen zijn en entiteiten die geen rechtspersonen zijn niet van de fiscale eenheid kunnen worden uitgesloten. Lidstaten mogen geen criteria gebruiken die uitsluitend betrekking hebben op bepaalde soorten rechtspersonen om het bestaan van een nauwe band door financiële banden aan te tonen. Ook kunnen lidstaten zich niet op specifieke kenmerken van hun nationale recht beroepen om een andere voorwaarde toe te voegen aan die van artikel 11, lid 1, Btw-richtlijn.

De btw-groepsregeling kan aan bepaalde beperkingen worden onderwerpen. Deze beperkingen moeten dan wel in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de richtlijn, zoals het voorkomen van belastingmisbruik, -fraude of -ontwijking, en mits met name het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van fiscale neutraliteit worden geëerbiedigd. Aan deze voorwaarden wordt hier evenmin voldaan.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
december 2017 e.v.
Instantie
HvJ
Datum instantie
15 april 2021
Rolnummer
C-868/19
ECLI
ECLI:EU:C:2021:285
Auteur(s)
E. Sparidis MSc
Loyens & Loeff
NLF-nummer
NLF 2021/0881
Aflevering
29 april 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4287
bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=7&lid=4,celex32006l0112&artikel=11,celex32006l0112&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina