Samenvatting
In deze bijdrage werpen Martijn Helmonds en Wouter de Win een nadere blik op het begrip ‘achtergesteld aandeel’ in de zin van het lucratiefbelangregime. Zij betogen dat niet elke vorm van achterstelling automatisch resulteert in de aanwezigheid van een achtergesteld aandeel. Dit doen ze aan de hand van een beschouwing van de parlementaire geschiedenis bij het lucratiefbelangregime, het maken van een koppeling met het begrip ‘preferent aandeel’ zoals gehanteerd in andere fiscale regelgeving en het uitwerken van een case study.
NLF-W artikel
1. Inleiding
In deze bijdrage bespreken wij de reikwijdte van het lucratiefbelangregime met betrekking tot aandelenplannen voor werknemers ofwel ‘employee share plans’ (hierna: ESP). Wij gaan met name in op de uitleg van het begrip ‘achtergesteld aandeel’ in de zin van artikel 3.92b, lid 2, onderdeel a, Wet IB 2001 en aandelen die daarmee gelijkgesteld kunnen worden op basis van het eerste deel van artikel 3.92b, lid 4, Wet IB 2001.
2. ESP verschijningsvormen
ESP komen in vele verschijningsvormen voor. Denk bijvoorbeeld aan aandelenplannen waarbij werknemers van een beursgenoteerd concern de mogelijkheid krijgen om aandelen in de groep (al dan niet tegen korting) te verkrijgen, aandelenplannen waarbij management de mogelijkheid krijgt om (mede)eigenaar van een onderneming te worden (management-buy-out) of aandelenplannen waarbij een werknemer van een onderneming aandelen verkrijgt in het kader van een bedrijfsopvolging.