Standpunten geactualiseerd naar aanleiding van wijziging giftenbesluit
Belastingdienst, 28 juni 2024
Samenvatting
De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft twee standpunten geactualiseerd naar aanleiding van het wijzigingsbesluit van 5 maart 2024 (Stcrt. 2024, 7392). Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.
Dit besluit wijzigt het besluit van 19 december 2014, BLKB2014/1415M (Stcrt. 2014, 36877), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 maart 2023, 2023-77781 (NLF 2023/0879) en bevat een verduidelijking, een tweetal wijzigingen en het vervallen van drie onderdelen. Daarnaast zijn nog een paar aanpassingen gedaan, waarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd.
In het besluit van 19 december 2014 staat het beleid over de giftenregeling en het aanmerken als algemeen nut beogende instelling. Laatstgenoemd besluit vervangt het besluit van 6 april 2010, DGB2010/1594M (Stcrt. 2010, 5728) en bevat een aantal nieuwe beleidsstandpunten over de aftrek van (periodieke) giften. Daarnaast bevat het besluit een aantal aanpassingen, waarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd.
Dit besluit is op 15 maart 2023 in werking getreden.
Het gaat om de volgende standpunten:
- Standpunt over ontbindende voorwaarde in periodieke schenkingsovereenkomst, KG:202:2023:38, NLF 2023/2675.
- Standpunt over periodieke gift met ontbindende voorwaarde, KG:202:2023:39, NLF 2023/2676.
BRON
KG:202:2023:38 Ontbindende voorwaarde die door schenker kan worden ingeroepen in periodieke schenkingsovereenkomst
Publicatiedatum 21-11-2023, 15:07 | Laatste update 28-06-2024, 11:39 | Standpunt
Aanleiding
Om het bestaan van het bedrijf en werkgelegenheid te garanderen en daarnaast de opbrengsten voor een goed doel te bestemmen, schenkt een kinderloze groot aandeelhouder (hierna: schenker) in vijf termijnen certificaten van aandelen aan een ANBI via een akte van periodieke schenking (hierna: akte). De periodieke schenking blijft onder het bedrag dat is opgenomen in artikel 6.38, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).
De periodieke gift is op 1 april 2024 in de akte vastgelegd. Volgens de akte worden er in vijf termijnen certificaten van aandelen geschonken over een tijdvak van vijf jaren voor de eerste maal in 2024 en voor de laatste maal per 31 december 2028.
In de akte is het volgende opgenomen:
Vragen
- Kan deze jaarlijkse schenking van certificaten van aandelen als periodieke gift in aanmerking worden genomen?
- Zo nee, kunnen de voorwaarden van de akte worden aangepast zodat er wel sprake is van een periodieke gift?
Antwoorden
- Nee, de minimale looptijd van een periodieke gift is vijf jaar. De schenker mag deze looptijd niet zelf zodanig kunnen beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid om de al vervallen termijnen te herroepen.
- Ja, maar niet met terugwerkende kracht. Op de datum van de aanpassing van de akte gaat de termijn van vijf jaar, zoals deze geldt voor het aanmerken als periodieke gift, lopen.
Beschouwing
Ontbindende voorwaarde in de akte
Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen aan instellingen of verenigingen die eindigen uiterlijk bij overlijden. In de artikelen 6.34 en 6.38 Wet IB 2001 zijn de voorwaarden vermeld om een gift als periodieke gift in aanmerking te kunnen nemen. Een van de voorwaarden is de verplichting om uitkeringen gedurende vijf of meer jaren ten minste jaarlijks te doen.
In het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, is in onderdeel 2.2 het volgende opgenomen met betrekking tot het beëindigen van een periodieke gift:
In artikel 6.38, zesde lid, Wet IB 2001 zijn een aantal voorbeelden opgenomen waarbij de overeengekomen gift als periodieke gift kan worden aangemerkt, ondanks de mogelijkheid de periodieke gift binnen de minimale looptijd van vijf jaren te beëindigen. Als voorbeelden worden arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van de schenker en faillissement of verlies van de ANBI-status van de instelling genoemd. Op grond van artikel 6.38, zevende lid, Wet IB 2001 is tussentijdse beëindiging alleen mogelijk als de schenker niet of nauwelijks invloed heeft op de onzekere gebeurtenis die aanleiding kan zijn om de periodieke gift te beëindigen.
In de onderhavige akte is als ontbindende voorwaarde opgenomen dat de schenker de schenking tot een bepaalde datum kan herroepen. Uit deze formulering blijkt dat de schenker de overeenkomst niet alleen kan ontbinden voor zover het toekomstige uitkeringen betreft, maar dat de schenker de hele schenking (inclusief de reeds voldane uitkeringen) kan herroepen. Dit is echter uitdrukkelijk niet toegestaan, zoals beschreven in onderdeel 2.2 van het hiervoor genoemde beleidsbesluit. Ook wanneer in de akte was bedongen dat de schenker op elk moment tussen het aangaan van de overeenkomst en de vervaldatum van de laatste uitkering de overeenkomst kan stoppen, zou niet worden voldaan aan de voorwaarden voor de periodieke gift. De schenker mag de looptijd namelijk niet zelf zodanig beïnvloeden dat deze korter kan worden dan de minimale looptijd van vijf jaren.
De uitkeringen kunnen wel als andere gift als bedoeld in artikel 6.32 jo. 6.35 Wet IB 2001 in aanmerking worden genomen met de daarbij behorende drempels en maxima. Op grond van artikel 6.40 Wet IB 2001 zal dan moeten worden beoordeeld welke bedragen in welk jaar in aftrek kunnen worden gebracht. Mocht de schenking worden herroepen, dan zal op grond van artikel 3.139, onderdeel c, Wet IB 2001 het in aftrek genomen bedrag worden belast als negatieve persoonsgebonden aftrek in het jaar van het herroepen van de schenking.
Tussentijdse aanpassing van de akte
De akte van schenking kan tussentijds worden aangepast, maar voor het recht op aftrek als periodieke gift kan dat niet met terugwerkende kracht. Bij aanpassing van de voorwaarden van de schenking wordt de overeenkomst zodanig gewijzigd dat sprake is van een geheel nieuwe overeenkomst op datum van aanpassing. Vanaf die datum kan sprake zijn van een periodieke gift, maar die moet dan vanaf dat moment nog wel vijf jaren gaan lopen. De reeds vervallen termijnen tellen niet mee bij het bepalen van de vijf jaren.
KG:202:2023:39 Periodieke gift met als ontbindende voorwaarde een onzekere gebeurtenis
Publicatiedatum 21-11-2023, 15:12 | Laatste update 28-06-2024, 11:38 | Standpunt
Aanleiding
Een belastingplichtige besluit een schenking te doen aan een ANBI. Hij wil dit doen door middel van een periodieke gift. In de schenkingsovereenkomst wordt opgenomen dat hij jaarlijks € 200.000 zal overmaken aan de ANBI. Verder wordt opgenomen dat de verplichting om geld over te maken eindigt na vijf jaar of als voor het einde van de periode van vijf jaar de persoonlijke gegevens van de schenker in verband met (continuering van) deze periodieke gift openbaar moeten worden gemaakt. Deze laatste voorwaarde is opgenomen naar aanleiding van het ten tijde van het opstellen van de schenkingsovereenkomst ingediende wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijke organisaties. Daarin is opgenomen dat in bepaalde situaties de gegevens van schenkers openbaar moeten worden gemaakt, terwijl de belastingplichtige anoniem wenst te blijven.
Vraag
Is sprake van een voor de periodieke giftenaftrek vereiste wezenlijke onzekerheid wanneer de belastingplichtige de periodieke gift kan beëindigen in de situatie dat binnen de vijfjaarstermijn zijn persoonlijke gegevens openbaar moeten worden gemaakt?
Antwoord
Ja. Belastingplichtige heeft geen invloed op de vraag of er een verplichting komt om zijn persoonlijke gegevens openbaar te maken. Het opnemen van een voorwaarde dat de uitkeringen op grond van de periodieke gift mogen worden beëindigd wanneer er een verplichting komt om persoonlijke gegevens van schenkers openbaar te maken, kan worden aangemerkt als een toegestane beëindigingsmogelijkheid. Er blijft sprake van een wezenlijke onzekerheid dat is vereist voor het in aanmerking nemen van een periodieke gift.
Beschouwing
Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen aan instellingen of verenigingen die eindigen uiterlijk bij overlijden. In de artikelen 6.34 en 6.38 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) zijn de voorwaarden vermeld om een gift als periodieke gift in aanmerking te kunnen nemen. Een van de voorwaarden is de verplichting om uitkeringen gedurende vijf of meer jaren ten minste jaarlijks te doen.
In het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, is in onderdeel 2.2 het volgende opgenomen met betrekking tot het beëindigen van een periodieke gift:
Tot 15 maart 2024 was in onderdeel 2.2.1 van dit besluit een aantal voorbeelden vermeld waarbij de overeengekomen gift toch als periodieke gift kan worden aangemerkt, ondanks de mogelijkheid de periodieke gift binnen de minimale looptijd van vijf jaren te beëindigen. Als voorbeelden werden arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van de schenker en faillissement of verlies van de ANBI-status van de instelling genoemd. Met ingang van 1 januari 2024 is het bovengenoemde onderdeel 2.2.1 van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, gecodificeerd in artikel 6.38, zesde en zevende lid, Wet IB 2001. Op grond van artikel 6.38, zevende lid, Wet IB 2001 is tussentijdse beëindiging alleen mogelijk als de schenker niet of nauwelijks invloed heeft op de onzekere gebeurtenis die aanleiding kan zijn om de periodieke gift te beëindigen.
In de onderhavige casus wil de belastingplichtige een beëindigingsmogelijkheid opnemen die afhankelijk is van de vraag of zijn persoonlijke gegevens in de toekomst openbaar moeten worden gemaakt. Op het moment van aangaan van de overeenkomst is niet zeker of er in de toekomst een algemene verplichting komt om persoonlijke gegevens openbaar te maken en of er op deze algemene verplichting uitzonderingen zijn. De belastingplichtige heeft geen invloed op de vraag of deze verplichting er wel of niet komt, waardoor nog steeds sprake is van een wezenlijke onzekerheid en sprake kan zijn van een periodieke gift. Wanneer een beëindigingsmogelijkheid zich voordoet en de periodieke gift wordt beëindigd, heeft dat geen gevolgen voor reeds vervallen termijnen. Overigens is niet relevant of op grond van het huidige wetsvoorstel in de onderhavige casus een openbaarmaking van de persoonlijke gegevens van belastingplichtige in de toekomst vereist zal worden. Het wetsvoorstel is enkel de aanleiding voor belastingplichtige om de ontbindende voorwaarde op te nemen.