Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) had een affectieve relatie met Y (hierna: partner) en is per 1 augustus 2004 gaan samenwonen met partner. Op 10 juni 2005 hebben X en partner een samenlevingsovereenkomst gesloten. Partner is via Beheer (bv) 100% aandeelhouder van onder andere B (bv).

Op 13 augustus 2004 hebben X en partner de vennootschap A (bv) opgericht. A is gevestigd in België. X en partner houden ieder 50% van de aandelen in A.

De Inspecteur stelt in deze procedure dat B – en daarmee haar aandeelhouder – een lucratief huurcontract met een waarde € 3.835.000 heeft overgedragen aan A – en daarmee voor 50% aan X – voor een waarde van € 2.380.000. De helft van de daaruit voor A voortvloeiende winst heeft de Inspecteur aangemerkt als schenking van partner aan X. In geschil is of de Inspecteur terecht een aanslag schenkbelasting heeft opgelegd.

Er kan alleen sprake zijn van een schenking als de schenker door de schenking is verarmd. De vraag is derhalve of partner is verarmd door de gang van zaken.

Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in het onderhavige geval van een verarming van B, en daarmee van partner, geen sprake. De voorbereidende werkzaamheden hebben voor B niet geleid tot een juridisch afdwingbaar recht met een economische waarde. De voordelen uit de huurovereenkomst hebben daardoor direct bij het aangaan van de huurovereenkomst tot het vermogen van A behoord en nimmer tot het vermogen van B. De Rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de aanslag.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
27 mei 2021
Rolnummer
18/991
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2674
Auteur(s)
mr. A. van Maurik
Heritance Tax & Estate Planning
NLF-nummer
NLF 2021/1306
Aflevering
1 juli 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4426
bwbr0002226&artikel=1,bwbr0002226&artikel=1,bwbr0002226&artikel=21,bwbr0002226&artikel=21

Naar de bovenkant van de pagina