Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(22)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2004 had de werkgever van een man een betalingsachterstand bij de Belastingdienst van ongeveer 35.000 euro. De werkgever beschikte niet over voldoende middelen om deze schuld te voldoen. De werknemer heeft dit bedrag van een bank geleend en tegen onzakelijke voorwaarden doorgeleend aan zijn werkgever. Bij het faillissement van zijn werkgever in 2007 heeft de werknemer een vordering op de werkgever van € 32.200 (€ 31.000 hoofdsom en € 1.200 achterstallige rente). De curator heeft de werknemer meegedeeld dat hij geen uitkering vanuit de boedel mocht verwachten.
Het geschil betreft de vraag of het verlies van de werknemer op de lening negatief loon vormt.
Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de man de lening heeft verstrekt in zijn hoedanigheid van werknemer. Volgens het Hof vormt het verlies uit de lening negatief loon omdat de werknemer door het verlies op de lening in verband met zijn dienstbetrekking is verarmd, terwijl geen sprake is van zogenoemde kosten tot verwerving, inning en behoud van de inkomsten uit de dienstbetrekking.
Het bedrag van de niet betaalde rente behoort niet tot het negatieve loon, aldus het Hof. Het concludeert dat de werknemer in 2007 € 31.000 negatief loon heeft genoten.
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad concludeert uit de gedingstukken dat de werknemer de lening in 2004 heeft verstrekt omdat hij vreesde anders zijn baan te verliezen. Aldus strekte het aangaan van de lening tot behoud van zijn dienstbetrekking.
De vordering die hij uit dien hoofde op de werkgever verkreeg, heeft nadien door het faillissement van de werkgever haar waarde verloren. Die waardevermindering kan niet als negatief loon op het inkomen in mindering worden gebracht (vgl. HR 10 augustus 1998, nr. 31659, ECLI:NL:HR:1998:AA2296). Het Hof is dan ook van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond en doet de zaak af.
Conform A-G Niessen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
10 januari 2014
Rolnummer
12/04723
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:3
bwbid=bwbr0&artikel=13a

Naar de bovenkant van de pagina