Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij de Hoge Raad verzet een beroepsvoetbalclub zich tevergeefs tegen de niet gepubliceerde uitspraak van het Haagse Hof. In deze uitspraak handhaafde het Hof grotendeels een aan de club opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting die betrekking had op het tekengeld dat zij had betaald voor het aantrekken van een buitenlandse voetballer van een buitenlandse club. Het Hof had volgens de Hoge Raad onder meer mogen oordelen dat het tekengeld aan de beroepsvoetballer ten goede was gekomen, dat het geen deskundige had behoeven te raadplegen, dat het tekengeld gebruteerd mocht worden, dat de 35%-regeling geen toepassing meer kon vinden en dat geen rekening met de kosten kon worden gehouden. Het Hof had volgens de Hoge Raad alleen gefaald in de behandeling van de klacht dat de ambtenaar die de aanslag had opgelegd ook de uitspraak op het bezwaarschrift had gedaan wat in de gegeven omstandigheden alleen van belang was voor de eventuele kostenvergoeding. Op het incidenteel beroep van de Staatssecretaris beslist de Hoge Raad dat het Hof ten onrechte de zogenaamde “financial charges” die kennelijk ten laste van de voetballer kwamen buiten de naheffing had gehouden. Conform A-G Van Ballegooijen

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1995
Instantie
HR
Datum instantie
30 maart 2007
Rolnummer
40.633
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA1792
ECLI:NL:PHR:2007:BA1792
bwbr0002320&artikel=29e&lid=2,bwbr0002471&artikel=10&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:72&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina