Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(92)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man is als bestuurder aansprakelijk gesteld voor het niet betalen van belastingschulden van een BV. In geschil is of het niet betalen te wijten is aan onbehoorlijk bestuur van de man.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de man er bewust voor heeft gekozen de concurrente crediteuren te betalen, maar de Belastingdienst niet. De onderneming van de BV wordt daardoor in feite door de Belastingdienst gefinancierd. Aldus heeft de man de Belastingdienst structureel benadeeld. De Rechtbank acht dan ook sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De man is terecht aansprakelijk gesteld voor de belastingschulden en ook voor de renten en kosten.
In hoger beroep oordeelt het Hof dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Volgens het Hof behoeft dit geen nadere motivering aangezien de man in hoger beroep geen enkel argument heeft gegeven voor zijn stelling dat de Rechtbank zijn uitspraak onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de Rechtbank de omstandigheden waaronder de belastingschulden zijn ontstaan niet zou hebben meegewogen.
Tegen dit oordeel heeft de man cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof de overwegingen van de Rechtbank integraal heeft overgenomen en tot de zijne heeft gemaakt. Uit dit een en ander blijkt echter niet dat het Hof heeft onderzocht of de man wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn handelwijze tot gevolg zou hebben dat belasting- en premieschulden van de BV onbetaald zouden blijven. Indien het Hof van oordeel was dat deze omstandigheid in het onderhavige geval niet van belang is voor de beantwoording van de vraag of sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 4 februari 2011, nr. 09/03451, LJN BP2989, BNB 2011/109). Indien het Hof wel is uitgegaan van de juiste rechtsopvatting is zijn uitspraak onvoldoende gemotiveerd, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2006 - 2008
Instantie
HR
Datum instantie
24 februari 2012
Rolnummer
10.05089
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV6722
bwbid=bwbr0&artikel=36

Naar de bovenkant van de pagina