Direct naar content gaan

Samenvatting

Volgens Stijn Mattijssen en Sebastian Spauwen kan de gebruikelijkloonregeling sterk worden vereenvoudigd.

Opinie

Met enige regelmaat verschijnen in het nieuws uiteenlopende politieke wensen om het tarief in box 2 (verder) te verhogen. Dit treft de directeur-grootaandeelhouders (dga’s) en andere belastingplichtigen met een aanmerkelijk belang in een vennootschap.

Verkleining van het verschil in belastingdruk tussen arbeid en kapitaal kan verdedigbaar zijn, waarbij wij wel opmerken dat een zeker verschil gerechtvaardigd blijft, gezien de risico’s die ondernemers lopen en gezien de belastingtheorie die stelt dat je kapitaal lager moet belasten dan arbeid. Maar als dan toch wordt gekozen voor een aangescherpte box 2-heffing, al dan niet in combinatie met maatregelen om winst oppotten in de bv te ontmoedigen, dan ligt het voor de hand om meteen ook de zogenoemde gebruikelijkloonregeling voor dga’s drastisch te vereenvoudigen.

De gebruikelijkloonregeling houdt in dat de circa 260.000 dga’s zichzelf bij wijze van fictie een loon moeten uitbetalen in box 1, waarvan de hoogte gebaseerd is op de beloning bij ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Het is een open norm die tot veel discussie, onzekerheid en extra werk leidt bij de toch al overbelaste Belastingdienst. Jaarlijks zijn er maar liefst zo’n 6.000 vooroverlegverzoeken. Handzame bronnen voor concreet vergelijkingsmateriaal over ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’ zijn niet beschikbaar.

Een belangrijke reden waarom de regeling ooit is ingevoerd hield verband met de toenmalige vermogensbelasting, waarvoor een vrijstelling bestond als het inkomen heel laag was. Het gebruikelijk loon wierp daartegen een dam op. Die vermogensbelasting is allang afgeschaft. De belangrijkste oorspronkelijke bestaansgrond die nog overblijft voor de gebruikelijkloonregeling is te voorkomen dat dga’s zichzelf een dermate laag loon toekennen dat zij niet of nauwelijks premies volksverzekeringen (vooral AOW) betalen en ondertussen wel recht op toeslagen krijgen. 

Hoe ziet een sterk vereenvoudigde regeling er dan uit? De voor de hand liggende oplossing is om het gebruikelijk loon vast te stellen op de hoogste grens van de premies volksverzekeringen of de inkomensgrens van de toeslagen. Voor dga’s die echt minder inkomsten hebben, zou dan een tegenbewijsregeling kunnen gelden. Een vast bedrag zou zowel ondernemers als de Belastingdienst verlossen van onzekerheid, papierwerk en discussie achteraf.

Wie dan het verschil in belastingdruk tussen dga’s en werknemers wil verkleinen of vergroten hoeft dan alleen nog te draaien aan de tariefknop in box 2. Dat is dan echter geen fiscale discussie meer met alle uitvoeringsproblemen van dien, maar een politieke keuze.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Wetsartikelen
Auteur(s)
mr. S. Spauwen
Deloitte
S. Mattijssen MSc
Deloitte
NLF-nummer
NLF Opinie 2021/12
Judoreg
NFB4321
Publicatiedatum
16 mei 2021
bwbr0002471&artikel=12a

Naar de bovenkant van de pagina