Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 11 maart 2020 aangifte IB/PVV 2019 gedaan als binnenlands belastingplichtige. Met dagtekening 12 mei 2020 is de aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 opgelegd, conform de ingediende aangifte, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.506 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.408. Op 12 april 2021 heeft X een herziene aangifte ingediend. Zij heeft hierin gekozen voor partieel buitenlandse belastingplicht in verband met toepassing van de 30%-regeling. Het daarin aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) bedraagt nihil.

De ingediende herziene aangifte is in behandeling genomen als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Het verzoek is afgewezen omdat X de keuze voor partieel buitenlandse belastingplicht te laat heeft gedaan.

X heeft beroep ingesteld maar Rechtbank Noord-Holland verklaart dat ongegrond.

X had volgens de Rechtbank tijdig de keuze voor partieel buitenlandse belastingplicht kunnen maken. Met het indienen op 12 april 2021 van de herziene aangifte, heeft zij niet zo spoedig als redelijkerwijs van haar kon worden verlangd alsnog deze keuze gemaakt. Tussen het onherroepelijk worden van de aanslag en het indienen van de herziene aangifte zit namelijk een tijdsverloop van ruim tien maanden. De door X genoemde omstandigheden doen hieraan niet af.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
24 januari 2023
Rolnummer
21/6429
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:1738
NLF-nummer
NLF 2023/0560
Aflevering
16 maart 2023
bwbr0011353&artikel=2.6,bwbr0011353&artikel=2.6,bwbr0012066&artikel=11,bwbr0012066&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina