Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is eigenaar van een golfcomplex en verhuurt dit aan een golfclub (de gebruiker). Dit betreft een vof waarvan twee dochtervennootschappen van X de vennoten zijn.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2017 en de waardepeildatum 1 januari 2018.

Tussen partijen is niet in geschil dat de onroerende zaak een incourant object is en dat de WOZ-waarde dient te worden gesteld op de gecorrigeerde vervangingswaarde.

X stelt dat de bedrijfswaarde lager is dan de gecorrigeerde vervangingswaarde en dat deze daarom op de bedrijfswaarde moet worden gesteld. Zij heeft ter onderbouwing discounted cashflow (DCF)-berekeningen overgelegd, waarin de kasstromen van de gebruiker tezamen met de kasstromen van X – betreffende de huurinkomsten – zijn verwerkt.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat (i) op X de bewijslast rust ter zake van de lagere bedrijfswaarde, en (ii) X niet in die bewijslast is geslaagd omdat de DCF-berekeningen mede zijn gebaseerd op de kasstromen van de gebruiker. Omdat X overigens niets tegen de onderbouwing door de Heffingsambtenaar heeft ingebracht, kunnen de vastgestelde waarden worden gevolgd.

X stelt één cassatiemiddel voor, verdeeld in drie onderdelen.

A-G Pauwels geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
A-G
Datum instantie
24 november 2023
Rolnummer
22/03770
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:1069
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2024/0094
Aflevering
9 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6182
bwbr0007119&artikel=17&lid=3,bwbr0007119&artikel=17&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina