Direct naar content gaan

Samenvatting

In 1997 verdubbelt de eigenaar van een zelfbewoond huis zijn hypotheek met het oog op een verbouwing. Hij stort het bedrag op rekening A. Overigens staat een even groot bedrag op rekening B. Een plotseling opkomende ziekte van zijn vrouw laat hem vooralsnog van de verbouwing afzien. Ten laste van rekening A koopt hij een nieuwe auto voor zijn vrouw. De voor de verbouwing, die in 2000 aanvangt, benodigde financiële middelen blijven op elk moment op rekening B vrij beschikbaar. Het geschil betreft de aftrekbaarheid van de hypotheekrente in 1999. De inspecteur betoogt dat de voor de verbouwing bestemde gelden aan een consumptieve besteding zijn opgegaan, zodat terzake geen aftrekbarekostenrente geclaimd kan worden.
Advocaat-Generaal Groeneveld ondersteunde in zijn conclusie de historische benadering van de inspecteur maar op een minder strikte manier dan de inspecteur doet en vindt de rente aftrekbaar.
De Hoge Raad wijst op het bestaan van twee vereisten voor deze renteaftrek. De eerste is dat de aanvullende lening moet zijn aangegaan voor de verbetering resp. onderhoud van de eigen woning, het oogmerkvereiste. Dat oogmerk verdwijnt naar het oordeel van de Raad niet doordat het geleende geld om een andere reden wordt opgenomen van de rekening waar het op was gestort, zolang het elders in het vermogen van de betrokkene liquide aanwezig blijft. Dat was in deze situatie het geval.
De tweede eis is dat uitgave voor verbetering en onderhoud wordt gestaafd met schriftelijke bescheiden. De Hoge Raad verbindt hieraan de conclusie dat er pas sprake van renteaftrek ter zake van een schuld voor verbetering en aanschaf van een al in eigendom zijnde woning kan zijn “voor zover en vanaf het moment waarop (...) de betaling (…) heeft plaatsgehad.”
In het berechte geval vond de eerste betaling in 2000 plaats; in 1999 bestond er dus geen recht op aftrek van hypotheekrente. De Raad casseert de uitspraak van het Hof die de renteaftrek wel toestond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
22 oktober 2004
Rolnummer
39.082
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AH9156
ECLI:NL:PHR:2004:AH9156
bwbr0011353&artikel=3.120&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina