Direct naar content gaan

Samenvatting

Een prostituee werkt bij een relaxbedrijf dat aanvankelijk werd geëxploiteerd door een BV. Begin 2001 is een andere vorm gegeven aan de exploitatie. Daartoe zijn opgericht een maatschap en een stichting. De prostituee is per 2 april 2001 als maat tot de maatschap toegetreden. In haar aangifte IB/Premie 2001 claimde zij zelfstandigenaftrek, maar de inspecteur weigerde dat. Het Hof gaf hem gelijk. Het concludeerde dat de prostituee maat is van een stille maatschap omdat alle verbintenissen worden gesloten op naam van de stichting en de stichting tevens de juridische eigendom heeft van alle activa en passiva. Dat betekent dat zij geen ondernemer is in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 en geen recht heeft op zelfstandigenaftrek. In haar aangifte had de prostituee voorts een bedrag van 13.730 euro aan kledingkosten van haar “winst” afgetrokken alsmede een bedrag van 4.634 euro aan cosmetica. Met de inspecteur besliste het Hof dat er geen sprake is van aftrekbare werkkleding. De kleding in kwestie is namelijk niet zo bijzonder dat die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend door prostituees of relaxdames wordt gedragen. Ook de kosten van de cosmetica zijn niet aftrekbaar (persoonlijke verzorging). De aanslag van 54.832 euro werd door het Hof gehandhaafd. (aangegeven was een belastbaar inkomen van 30.019 euro). Dit oordeel wordt door de Hoge Raad bevestigd. Het cassatieberoep van de prostituee wordt ongegrond verklaard. Anders A-G Overgaauw, die tot de conclusie kwam dat de prostituee wel recht had op zelfstandigenaftrek.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2001
Instantie
HR
Datum instantie
14 juli 2006
Rolnummer
42.125
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV0846
ECLI:NL:PHR:2006:AV0846
bwbr0002672&artikel=2&lid=1,bwbr0002672&artikel=3&lid=1,bwbr0002672&artikel=28&lid=2,bwbr0011353&artikel=2.14a&lid=2,bwbr0011353&artikel=3.4,bwbr0011353&artikel=3.92&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina