Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv, belanghebbende) voert op basis van een zogenoemd Vertragsreedervertrag diverse werkzaamheden uit met betrekking tot een schip. X is geen (mede-)eigenaar van het schip. Zij heeft in 2010 vergoedingen ontvangen voor bouwtoezicht (€ 80.000) en voor het maken van een managementplan (€ 25.000). Voorts heeft zij managementvergoedingen ontvangen en een Bereederungsgebühr. De kosten in 2010 bedroegen in totaal € 49.803.

In geschil is of de door X in 2010 genoten winst, met uitzondering van de vergoeding van € 80.000 wegens bouwtoezicht, belast dient te worden naar het tonnageregime. Het tonnageregime is uitsluitend van toepassing indien de belastingplichtige zelf alle technische en beheerswerkzaamheden van het schip verricht, waaronder mede moet worden begrepen dat zodanige werkzaamheden onder diens verantwoordelijkheid worden verricht.

De activiteiten waarvoor X zich op de toepassing van het tonnageregime beroept, bestaan uit het maken van een managementplan, technisch beheer en bemanningsbeheer. De werkzaamheden hiervoor zijn verricht door mevrouw F, die pas per 1 december 2010 op de loonlijst stond van X. F, die in dienstbetrekking was bij E, heeft haar werkzaamheden derhalve vóór 1 december 2010 niet verricht voor X. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat door X zelf of onder haar verantwoordelijkheid alle technische en beheerswerkzaamheden met betrekking tot het schip zijn verricht. Het tonnageregime is derhalve niet van toepassing, oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden. Het Hof oordeelt verder dat geen sprake is van gewekt vertrouwen. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen.

Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland wordt bevestigd.

Artikel 3.22, lid 5, onderdeel d, Wet IB 2001 is met ingang van 1 januari 2006 de enige bepaling in de tonnageregeling waarbij de belastingplichtige geen schip in (mede-)eigendom hoeft te hebben of in te huren om voor toepassing van de regeling in aanmerking te komen. Met de invoering is gebruikgemaakt van de gegeven ruimte in de gewijzigde Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer. In dit artikel is bepaald dat degene die het volledige bemannings- en technisch beheer verricht op het resultaat uit deze werkzaamheden het tonnageregime mag toepassen.

Deze Hofuitspraak is voor de ‘natte praktijk’ van groot belang. Niet zozeer door het feitencomplex, maar door rechtsregel die het Hof formuleert inzake artikel 3.22, lid 5, onderdeel d, Wet IB 2001, te weten dat onder het verrichten van het volledige bemannings- en technisch beheer ook wordt begrepen dat zodanige werkzaamheden voor de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige worden verricht. Dit leidde in de praktijk wel tot de discussie of als gevolg daarvan nog wel aan de voorwaarde van artikel 3.22, lid 5, onderdeel d, Wet IB 2001 werd voldaan.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
7 november 2017
Rolnummer
16/01210
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:9614
Auteur(s)
mr. E. Bioch
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2017/2708
Aflevering
23 november 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB954
bwbr0011353&artikel=3.22,bwbr0011353&artikel=3.22

Naar de bovenkant van de pagina