Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is op 22 mei 1987 opgericht door B. In mei 1987 droeg B tegen tegoedschrijving in rekening-courant onder andere een deelneming in E (bv; nominaal f 49.600) over. E heeft verliezen geleden waardoor haar eigen vermogen per 31 december 1987 was gedaald tot f 474.947 (negatief). Als gevolg hiervan heeft X haar vordering op E afgewaardeerd tot nihil.
Bij Hof Leeuwarden is in geschil of de waarde van de lening ten tijde van de overdracht door B aan X op nihil dient te worden gesteld alsmede of de tegoedschrijving ad f 240.000 in mei 1987 ter zake van de overdracht van de lening door B aan X is aan te merken als een winstuitdeling en of, indien de aan E verstrekte lening in mei 1987 wel f 240.000 waard was, artikel 13 Wet VpB 1969 voormelde afwaardering belet omdat dan sprake is geweest van de inbreng van informeel kapitaal.
Anders dan het Hof heeft geoordeeld, oordeelt de Hoge Raad dat het Hof een onderzoek naar de werkelijke waarde van de lening niet achterwege had mogen laten. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat er geen sprake is geweest van de inbreng van informeel kapitaal, zodat artikel 13 Wet Vpb 1969 afwaardering verhindert. Blijkens de stukken van het geding heeft de Inspecteur onder meer gesteld dat op het moment van inbreng in het vermogen van X de vordering op E werd omgezet in een achtergestelde, tevens converteerbare lening en dat gelet op de insolvabiliteit van E sprake was van risicodragend kapitaal. In het licht van deze stellingen kon het Hof niet zonder nadere motivering oordelen dat X geen – informeel – kapitaal heeft verstrekt aan E.
De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1987
Instantie
HR
Datum instantie
4 september 1996
Rolnummer
31.067
ECLI
ECLI:NL:HR:1996:AA1699
bwbr0002672&artikel=10,bwbr0002672&artikel=10&lid=1,bwbr0002672&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina