Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een prostituee/escortdame is werkzaam bij een relaxclub. De club is tot 2001 geëxploiteerd door een BV. Daarna wordt de club geëxploiteerd door een samenwerkingsverband tussen de BV en een hiertoe opgerichte maatschap en stichting. De prostituee was in 2002 maat van de maatschap en heeft hiertoe haar arbeid en een beperkt bedrag aan kapitaal ingebracht. Met inachtneming van alle feiten en omstandigheden is het Hof evenals de Rechtbank van oordeel dat de prostituee kan worden aangemerkt als een beoefenaar van een zelfstandig beroep en de maatschap als een maatschap van zelfstandige beroepsbeoefenaars. Het merkt hierbij op dat voor het antwoord op de vraag of een beroep zelfstandig wordt uitgeoefend, niet relevant is of zulks voor de buitenwereld kenbaar is. Aangezien de prostituee moet worden aangemerkt als de beoefenaar van een zelfstandig beroep moet zij - ten volle - als ondernemer worden aangemerkt. Alsdan is voor een afzonderlijke toetsing aan het verbondenheidscriterium van artikel 3.4 Wet IB 2001 geen plaats. Gelet hierop heeft de prostituee recht op de zelfstandigenaftrek.

De Hoge Raad heeft op 08-07-2011 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 09/04401)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2002
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
22 september 2009
Rolnummer
08/00158
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BJ9680

Naar de bovenkant van de pagina