Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In 2019 heeft de Europese Commissie (hierna: de Commissie) besloten een formele onderzoeksprocedure in te leiden met betrekking tot een aantal Advanced Tax Rulings die de Nederlandse belastingdienst in 2006, 2010 en 2015 aan Nike European Operations Netherlands (hierna: Nike) en in 2010 en 2015 aan Converse Netherlands (hierna: Converse) heeft afgegeven.

Nike en Converse zijn twee Nederlandse dochterondernemingen van een Nederlandse holding, Nike Europe Holding, die in handen is van Nike Inc., die is gevestigd in de Verenigde Staten.

Met deze rulings wordt een verrekenprijs voor transacties aanvaard voor belastingdoeleinden, in het bijzonder de hoogte van de royalty’s die door Nike en Converse aan andere niet in Nederland aan de belasting onderworpen vennootschappen van de Nike-groep moeten worden betaald in ruil voor het gebruik van intellectuele eigendomsrechten. Deze royalty’s zijn aftrekbaar van het in Nederland belastbare inkomen van Nike en Converse.

Volgens de voorlopige beoordeling van de Commissie verlenen deze rulings een selectief voordeel, aangezien de door Nike en Converse in Nederland verschuldigde vennootschapsbelasting wordt berekend op basis van een jaarwinst die lager is dan wanneer de transacties binnen die groep vennootschappen voor belastingdoeleinden zou zijn berekend volgens het zakelijkheidsbeginsel. Het door Nike en Converse verschuldigde bedrag aan royalty’s komt niet overeen met het bedrag dat door onafhankelijke ondernemingen onder marktvoorwaarden voor een vergelijkbare transactie zou zijn overeengekomen.

Tegen deze achtergrond heeft de Commissie op 10 januari 2019 besloten een formele onderzoeksprocedure in te leiden om vast te stellen of er mogelijk sprake is van onrechtmatige staatssteun.

Nike en Converse hebben het Gerecht van de EU verzocht om dit besluit van de Commissie nietig te verklaren. Zij stellen dat de Commissie haar motiveringsplicht niet is nagekomen, kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt en de procedurele rechten niet heeft geëerbiedigd. In zijn arrest van 14 juli 2021 wijst het Gerecht alle aangevoerde argumenten van de hand en verwerpt het beroep in zijn geheel. De Commissie heeft de procedureregels nageleefd, is haar motiveringsplicht nagekomen en heeft geen kennelijke beoordelingsfouten gemaakt, aldus het Gerecht.

Tegen de beslissing van het Gerecht kan binnen een termijn van twee maanden en tien dagen vanaf de betekening ervan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het HvJ.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2006, 2010 en 2015
Instantie
HvJ
Datum instantie
14 juli 2021
Rolnummer
T-648/19
ECLI
ECLI:EU:T:2021:428
Auteur(s)
mr. T.H.J. Verhagen
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
NLF-nummer
NLF 2021/1554
Aflevering
5 augustus 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4489
bwbv0001506&artikel=108,bwbv0001506&artikel=108,bwbv0001506&artikel=296,bwbv0001506&artikel=296

Naar de bovenkant van de pagina