Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij het doen van de BPM-aangiften is X uitgegaan van 10 gebruikte personenauto’s in de zin van artikel 9, lid 6, Wet BPM.

De auto’s zijn eerder in Duitsland geregistreerd op naam van Y GmbH.

De auto’s zijn met lage kilometerstanden tussen de (70 en 150), zonder gebruikssporen, aan X geleverd, telkens met de factuurvermelding van een nieuwe wagen (neuwagen).

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat er sprake is van nieuwe auto’s als bedoeld in artikel 9, lid 5, Wet BPM en heeft daarom aan X een naheffingsaanslag BPM van € 6.003 opgelegd.

Met betrekking tot de vraag of in dit geval sprake is van nieuwe of gebruikte auto’s heeft Rechtbank Den Haag voorop gesteld dat de Hoge Raad in de arresten van 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5100 en 14 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7199, hiervoor een beoordelingskader heeft gegeven.

De Rechtbank heeft daarop geoordeeld dat er sprake is van nieuwe auto’s.

Hof Den Haag oordeelt dat de Rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat de in geding zijnde auto’s voor de heffing van BPM zijn aan te merken als nieuwe personenauto’s.

De naheffingsaanslag wordt gehandhaafd.

De Hoge Raad heeft op 17-11-2017 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 17/03165)

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
16 juni 2017
Rolnummer
17/00085 t/m 17/00094
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:2417
NLF-nummer
NLF 2017/2125
Aflevering
7 september 2017
bwbr0005806&artikel=9,bwbr0005806&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina