Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) was 100% aandeelhouder van een bv, die per 1 mei 2013 is opgeheven. Bij de definitieve aanslag IB/PVV 2014 is het verlies uit aanmerkelijk belang (ab) vastgesteld op € 18.151. X heeft op grond van artikel 4.53 Wet IB 2001 verzocht het verlies uit ab om te zetten in een belastingkorting.

De Inspecteur heeft de belastingkorting vastgesteld op € 4.538 te verrekenen met de belasting over het belastbare inkomen uit werk en woning van het jaar 2016 en de zeven daaropvolgende jaren. Bij de aanslag IB/PVV 2016, naar een verzamelinkomen van € 14.883, is rekening gehouden met de belastingkorting voor verlies uit ab van € 4.538. Als gevolg daarvan is van de algemene heffingskorting van € 2.242 slechts een bedrag van € 901 benut.

In geschil is de wijze waarop de belasting- en heffingskorting zijn verrekend.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2016 terecht eerst de belastingkorting in aanmerking heeft genomen alvorens de heffingskorting in aanmerking te nemen. Het standpunt van X dat dit andersom moet, vindt geen steun in de Wet IB 2001 of de parlementaire geschiedenis.

Voorts is geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, aldus het Hof.

X heeft tegen beide oordelen cassatieberoep ingesteld maar volgens de Hoge Raad falen de middelen.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
18 augustus 2023
Rolnummer
22/03706
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1092
Auteur(s)
mr. E. Thomas
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2023/1914
Aflevering
31 augustus 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5947
bwbr0011353&artikel=2.11a,bwbr0011353&artikel=4.53,bwbr0011353&artikel=8.8,bwbr0011353&artikel=2.11a,bwbr0011353&artikel=4.53

Naar de bovenkant van de pagina