Direct naar content gaan

Samenvatting

Op prejudiciële vragen van het Duitse Bundesfinanzhof over het recht op btw-aftrek, verklaart het HvJ het volgende voor recht: het bestaan van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen een gegeven handeling en de gehele activiteit van de belastingplichtige aan de hand waarvan moet worden bepaald of hij de goederen en diensten heeft gebruikt ‘voor zijn belaste handelingen’, in de zin van artikel 17, lid 2, sub a, Zesde Richtlijn, hangt af van de objectieve inhoud van het door de belastingplichtige verkregen goed of de door hem ontvangen dienst. In casu geven de diensten van een advocaat, waarmee wordt beoogd strafsancties af te weren voor de zaakvoerders van een btw-plichtige onderneming die natuurlijke personen zijn, deze onderneming niet het recht de voorbelasting over de verrichte diensten af te trekken.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HvJ
Datum instantie
21 februari 2013
Rolnummer
C‑104/12
ECLI
ECLI:EU:C:2013:99
bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina