Direct naar content gaan

Samenvatting

Cadbury Schweppes plc, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde moedermaatschappij, staat aan het hoofd van een concern met dochtermaatschappijen in het Verenigd Koninkrijk, in andere lidstaten en daarbuiten. Tot dat concern behoren twee Ierse vennootschappen, die aldaar naar een vpb-tarief van 10% zijn belast. De Britse vpb kent een regeling waarin, kort gezegd, is bepaald dat de winsten van dochtermaatschappijen die buiten het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd en in het vestigingsland aan een laag tarief (minder dan driekwart van het Britse tarief) zijn onderworpen, bij de Britse moedermaatschappij zijn belast.
Deze regeling, die uitzonderingen en verfijningen kent, verdraagt zich volgens het HvJ niet met artikel 43 en 48 EG-verdrag. Dat is slechts anders in die gevallen waarin sprake is van een volstrekt kunstmatige constructie, opgezet om de normaal verschuldigde nationale belasting te ontwijken. De Britse anti-ontwijkingsregeling moet daarom buiten toepassing worden gelaten wanneer uit objectieve en door derden controleerbare elementen blijkt dat ondanks het bestaan van de fiscale motieven, de buitenlandse dochtervennootschap daadwerkelijk in de lidstaat van ontvangst is gevestigd en daar economische activiteiten uitoefent. Wat dat laatste betreft, ligt de bewijslast bij de belastingplichtige.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
1996
Instantie
HvJ
Datum instantie
12 september 2006
Rolnummer
C-196/04
ECLI
ECLI:EU:C:2006:544
bwbr0002515&artikel=4&lid=3,bwbr0002672&artikel=17&lid=3,celex32016l1164&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina