Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 61, bestaande uit € 0 parkeerbelasting en € 61 kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag.

X was krachtens de betreffende verordening geen parkeerbelasting verschuldigd voor het eerste uur parkeren en was daarom niet gehouden om € 0 op de voorgeschreven wijze te betalen. De Heffingsambtenaar heeft dan ook terecht geen parkeerbelasting nageheven, oordeelt Hof Den Haag in hoger beroep. Volgens het Hof kan de Heffingsambtenaar dan echter ook geen kosten in rekening brengen.

Het systeem van de Gemw gaat er kennelijk van uit dat kosten alleen dan in rekening kunnen worden gebracht indien belasting kan worden nageheven en ter zake daarvan ook een naheffingsaanslag wordt opgelegd. Nu in het onderhavige geval op grond van het gevoerde beleid geen belasting kon worden nageheven, en het naheffen van belasting ook daadwerkelijk achterwege is gelaten, kan van het opleggen van een naheffingsaanslag geen sprake zijn. Mitsdien kunnen evenmin ter zake daarvan kosten in rekening worden gebracht.

De vraag of de verplichting om bij de aanvang van het parkeren het kenteken in te voeren adequaat is geregeld, in het licht van de uitspraak van Hof Den Haag van 25 februari 2015 (14/00840, ECLI:NL:GHDHA:2015:388), kan gelet op het vorenstaande onbesproken blijven.

Rechtbank Den Haag heeft de naheffingsaanslag terecht vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
11 april 2023
Rolnummer
22/00779
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:781
NLF-nummer
NLF 2023/2663
Aflevering
23 november 2023
bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002320&artikel=20,bwbr0005416&artikel=231,bwbr0005416&artikel=231,bwbr0005416&artikel=234,bwbr0005416&artikel=234

Naar de bovenkant van de pagina