Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is dga van A (bv). Op 24 november 2006 is B (bv) opgericht met als aandeelhouders de broer van X en A, ieder voor 50%. Op 21 december 2007 is door X, zijn broer en B een realisatieovereenkomst gesloten met als doel de herontwikkeling van een voormalige langgevelboerderij als seniorenappartementen. X en zijn broer zijn ieder eigenaar van een deel van de onroerende zaak. De betreffende percelen zijn samengevoegd en opgedeeld in 15 appartementsrechten. Begin 2011 is de realisatie stopgezet en B is vervolgens op 22 december 2014 ontbonden. Op basis van eigendom en afspraken zijn de bouwrechten terug in handen van X en zijn broer gekomen. A heeft de herontwikkeling van de onroerende zaak voortgezet en de appartementen zijn in april 2017 opgeleverd.

X heeft in de aangifte IB/PVV 2016 een verlies aangegeven ter zake van de ontwikkeling van de onroerende zaak. De Inspecteur heeft het verlies niet aanvaard. Hij stelt dat geen sprake is van row.

Evenals Rechtbank Zeeland-West-Brabant is Hof Den Bosch het met de Inspecteur eens.

Nadat de realisatieovereenkomst niet langer ten uitvoer kon worden gebracht, heeft X de appartementsrechten uiteindelijk aan A verkocht en geleverd. De winst uit de ontwikkeling komt niet toe aan X. Naast de vergoeding voor de grondwaarde van de appartementsrechten heeft X geen aanvullende vergoeding bedongen, ontvangen of beoogd. Gelet hierop heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de door hem gestelde werkzaamheid op enig moment gericht was op het behalen van redelijkerwijs te verwachten voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
21 februari 2024
Rolnummer
23/00282
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:523
NLF-nummer
NLF 2024/0805
Aflevering
2 april 2024
bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.90

Naar de bovenkant van de pagina