Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(2)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een erflater beschikte over een in Zwitserland aangehouden maar niet aangegeven bankrekening.
Als de inspecteur met toepassing van de verlengde navorderingstermijn aan de erfgenamen navorderingsaanslagen IB en VB oplegt, stellen deze de vraag aan de orde of deze sinds 1993 bestaande regeling een beperking is die Nederland mag handhaven in relatie tot het verkeer van kapitaal met derde landen op grond van het bepaalde in art. 64, lid 1, VWEU, de standstillbepaling.
Deze vraag wordt door verschillende rechters niet eenduidig beantwoord.
A-G Niessen behandelt in deze conclusie de vraag of het aanhouden van banktegoeden en/of effectenrekeningen (portfoliobeleggingen) valt te rekenen tot één van de vier in de standstill-bepaling genoemde categorieën, meer in het bijzonder of dit is te kwalificeren als ‘het verrichten van financiële diensten’.
Volgens hem moet de Hoge Raad hierover prejudiciële vragen stellen aan het Hof van Justitie EU.
Hij overweegt dat ten aanzien van de vraag of het aanhouden respectievelijk aanbieden van een bank- en/of effectenrekening moet worden aangemerkt als het ontvangen respectievelijk verrichten van een financiële dienst, argumenten bestaan voor zowel een bevestigende als een ontkennende beantwoording.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1998-2005
Instantie
A-G
Datum instantie
17 december 2014
Rolnummer
14/02497
ECLI
ECLI:NL:PHR:2014:2572
entrynotfoundinindex

Naar de bovenkant van de pagina