Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woont in Duitsland en heeft in 2008 inkomen uit een dienstbetrekking in Duitsland genoten. In 2009 zijn er geen inkomsten meer uit een dienstbetrekking in Duitsland. X heeft in beide jaren in zowel Duitsland als Nederland gesitueerde onroerende zaken. In Nederland gaat het om een landgoed dat onder de NSW valt. X heeft geopteerd voor behandeling als binnenlands belastingplichtige (artikel 2.5 Wet IB 2001). Daarbij heeft hij een beroep gedaan op giftenaftrek en aftrek voor kosten met betrekking tot monumentenpanden. De persoonsgebonden aftrek is in beide jaren zo hoog, dat het belastbare inkomen nihil bedraagt. Daardoor kan geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting meer worden verleend.

X stelt in deze procedure dat de gebruikmaking van het keuzerecht en op dit punt de systematiek van de voorkoming van dubbele heffing tot een met het Unierecht (artikel 63 VWEU) strijdige situatie leidt.

Niet meer in geschil is dat X ook zonder te opteren voor belastingheffing als binnenlands belastingplichtige recht heeft op de monumentenaftrek (als brongebonden aftrekpost). Het geschil in hoger beroep spitst zich geheel toe op de vraag of X eveneens – dus zonder te opteren voor heffing als binnenlands belastingplichtige – in aanmerking komt voor de giftenaftrek. X beroept zich onder meer op de zogenoemde Schumacker-rechtspraak en stelt in wezen dat hij als niet-ingezetene wordt gediscrimineerd ten opzichte van Nederlandse ingezetenen doordat hij niet dezelfde fiscale voordelen geniet.

X heeft in 2008 circa € 392.000, ofwel meer dan 50% van zijn inkomen, in Duitsland verdiend. Bij de bepaling van het belastbaar inkomen is door Duitsland een bedrag van € 81.126 aan aftrekbare uitgaven in aanmerking genomen. Onder deze omstandigheden kan volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet worden aangenomen dat de woonstaat Duitsland aan X niet de voordelen kan toekennen die voortvloeien uit het in aanmerking nemen van zijn persoonlijke en gezinssituatie, en evenmin dat – zo wel zou kunnen worden aangenomen dat Duitsland die voordelen niet aan X kan toekennen – dit niet voortvloeit uit een dispariteit. In 2009 heeft X meer dan het grootste deel van zijn belastbaar inkomen verdiend in (bronstaat) Nederland. Ook voor dit jaar is volgens het Hof geen sprake van een discriminerende fiscale behandeling van X en heeft hij geen recht op vaststelling van een hoger bedrag aan ultimo 2009 nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek dan de Inspecteur (uiteindelijk) heeft toegestaan (€ 1.471.547).

Wel kan – met betrekking tot de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting – door de toepassing van artikel 24a BvdB 2001 op de ingezeten belastingplichtige enerzijds, en toepassing van het Uitv.besl. IB 2001 op de opterende niet-ingezeten belastingplichtige anderzijds, een verschil ontstaan in het bedrag van de naar een volgend jaar over te brengen buitenlands voordeel uit sparen en beleggen. In dit verband dient X nog een doorschuifbeschikking te verkrijgen in verband met nog niet geëffectueerde aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor een bedrag van € 15.699. Het hoger beroep tegen de uitspraak van Rechtbank Gelderland is in zoverre gegrond.

De Schumacker-doctrine

Deze uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden laat nog maar eens zien dat de door het Hof van Justitie ontwikkelde Schumacker-doctrine nog altijd de nodige vragen oproept. Volgens de Schumacker-doctrine moet de woonstaat (in casu Duitsland) de fiscale draagkrachtposten of persoonlijke tegemoetkomingen in beginsel in aanmerking nemen. Dit is slechts anders, indien het fiscale inkomen in de woonstaat zodanig is, bijvoorbeeld qua omvang of omdat het is vrijgesteld, dat deze persoonlijke tegemoetkomingen in die staat niet geëffectueerd kunnen worden. In een dergelijk geval moeten dergelijke aftrekposten in de werkstaat of de bronstaat (in dit geval Nederland) in aanmerking kunnen worden genomen.

Persoonlijke tegemoetkomingen; giftenaftrek

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2008-2009
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
18 december 2017
Rolnummer
16/01423 en 16/01424
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:11199
Auteur(s)
Frank Pötgens
De Brauw Blackstone Westbroek/Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2018/0300
Aflevering
8 februari 2018
Judoreg
NFB1263
bwbr0011353&artikel=2.5,bwbr0011353&artikel=3.1

Naar de bovenkant van de pagina