Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2016 en 2017 in Hongarije en genoot in die jaren pensioeninkomsten en een AOW-uitkering. In geschil zijn aan X opgelegde aanslagen over voornoemde jaren. X wenst zorgkosten in aftrek te brengen.

X heeft voor 2016 geen inkomen dat in Nederland is onderworpen aan IB. Wat betreft het in 2017 genoten inkomen van X heeft Nederland uitsluitend het heffingsrecht over de AOW-uitkering. Het in 2017 genoten inkomen is voor 22,99% in Nederland onderworpen aan IB. Dat betekent dat het inkomen van X zowel in 2016 als in 2017 niet geheel of nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de IB of loonbelasting. X voldoet in die jaren niet aan het zogenoemde 90%-criterium. Hij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij wegens de geringe hoogte van zijn inkomen in die jaren in Hongarije geen IB is verschuldigd. X kan daarom niet worden aangemerkt als kwalificerend buitenlands belastingplichtige en kan geen zorgkosten in aftrek brengen.

Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel faalt. Ook de stelling dat de Inspecteur misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid wordt verworpen.

X maakt geen aanspraak op een dwangsom of vergoeding van materiële en immateriële schade.

Hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016-2017
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
14 september 2022
Rolnummer
21/00828; 21/00829
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3205
NLF-nummer
NLF 2022/2288
Aflevering
24 november 2022
bwbr0011353&artikel=7.8,bwbr0011353&artikel=7.8,bwbr0012066&artikel=21bis,bwbr0012066&artikel=21bis

Naar de bovenkant van de pagina