Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Politieke column

Premier Rutte wil vermogensverschillen niet met de ‘belastingzeis’ egaliseren, zo merkte hij op in het debat over de regeringsverklaring. Wie met zo’n terloops woordje de nieuwsberichten haalt, heeft de parlementaire wedstrijd vrij overtuigend gewonnen. De oppositie bleek niet in staat de tekening van het coalitiebouwwerk te wijzigen, en al helemaal niet op belastinggebied. Wel opperden coalitiepartijen ter aanpassing van de eigen plannen een verhoging van de ouderenkorting – met daarbij naar ik aanneem verzilverbaarheid van die korting – om het minder positieve koopkrachtbeeld van ouderen op te fleuren.

Andere noemenswaardige fiscale wapenfeiten heb ik eigenlijk niet genoteerd. Enerzijds past dat ook wel bij een regeerakkoord dat niet overloopt van fiscale beleidsvoornemens. Tegelijkertijd zit het grote verhaal soms in kleine(re) zaken.

In hun verkiezingsprogramma’s bepleiten de huidige coalitiepartijen VVD, D66 en CU een beperking van de 30%-regeling tot het bezoldigingsmaximum uit de Wet normering topinkomens (WNT-norm). Coalitiepartij CDA stelt voor het percentage te verlagen. Als vier partijen een beperking van een regeling beloven en als diezelfde vier partijen vervolgens onderhandelen over een regeerakkoord, dan lijkt mij de meest logische uitkomst toch dat de desbetreffende regeling op enigerlei wijze wordt aangepast. Desondanks blijft de 30%-regeling ongemoeid. De vraag rijst meteen waarom de vier coalitiepartijen zo resoluut afwijken van deze verkiezingsbelofte. Wie heeft zich aan de formatietafel opeens opgeworpen als hoeder van de expatregeling?

Omgekeerd zit er een soortgelijke verrassing in het regeerakkoord. Zo reppen VVD, D66, CDA en CU in hun verkiezingsprogramma’s weliswaar over aanpassingen van box 3, maar geen van deze partijen toont zich voornemens de zogenoemde leegwaarderatio aan te passen (de leegwaarderatio zorgt voor een waardedrukkend effect voor verhuurd vastgoed). Enfin, in het regeerakkoord wordt juist wel voorgesteld deze ratio per 2023 af te schaffen. Prangende vraag: waar komt dit voorstel vandaan?

Het is mogelijk dat de coalitieonderhandelaars hebben zitten neuzen in het verkiezingsprogramma van GroenLinks, waarin afschaffing van de leegwaarderatio is opgenomen. Gezien de strekking van een deel van het regeerakkoord sluit ik leentjebuur bij GroenLinks zeker niet uit, maar dat is toch een iets te makkelijke verklaring. Het blijft ongewis wie op het idee is gekomen, en op welke grond, om specifiek deze maatregel over te nemen.

Uit het oogpunt van transparantie heeft het kabinet inmiddels alle bij de (in)formatie horende notities, memo’s en lobbybrieven over de publieke schutting gekieperd. Hoewel deze openbaarmaking best interessante informatie betreft, blijft in nevelen gehuld hoe fiscale maatregelen ontkiemen, of juist niet. De vraagtekens over de belastingpolitieke besluitvorming raken direct aan ons democratisch bestel. Regering en parlement fungeren volgens de grondwet als fiscale roergangers, maar materieel is de werkelijkheid niet zelden een andere. En dat is zorgwekkend.

Toen afschaffing van de dividendbelasting in het vorige regeerakkoord als een duveltje uit een doosje kwam (niet opgenomen in verkiezingsprogramma’s), was het land te klein. Verkiezingen bleken een farce, zoveel werd duidelijk, want er was kennelijk ‘een andere weg’ om fiscaal beleid te initiëren. Het detecteren van de herkomst van het voorstel tot afschaffing van de dividendbelasting werd destijds – en terecht – een parlementaire hoofdtaak. Een dubieuze rol van de informateur en een strak geregisseerde bedrijvenlobby legden een curieuze gang van zaken bloot.

Maar het blijkt erger te zijn. Het op deze wijze parachuteren van een belastingvoorstel is namelijk geen incident. Instandhouding van de 30%-regeling en afschaffing van de leegwaarderatio zijn misschien niet zo opzienbarend als afschaffing van de dividendbelasting, maar ze zijn wel van hetzelfde laken een pak. Het bewijst, althans in deze gevallen, dat openbare verkiezingen het onderspit delven tegenover heimelijke krachten die het Nederlandse fiscale beleid bepalen. In het debat over de regeringsverklaring bleef dit democratische belastingdeficit helaas onbesproken.

Metadata

Publicatiedatum
24 januari 2022
NLF-nummer
NLF-P 2022/2
Auteur(s)
mr. dr. M.P.A. Spanjers
Columnist

Naar de bovenkant van de pagina