Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 28 oktober 2015 heeft A (bv) een perceel geleverd aan X (bv; belanghebbende). De koopsom bedroeg € 1.186.800. Op dezelfde dag heeft X het perceel voor een bedrag van € 1.484.000 doorgeleverd aan stichting Y. In de akte van levering is onder meer opgenomen dat Y na de feitelijke levering, voor rekening van X, de op het perceel aanwezige bebouwing en bestrating zal verwijderen en het perceel bouwrijp zal worden gemaakt. Al deze werkzaamheden/handelingen zijn conform de gemaakte afspraken uitgevoerd. Daarna heeft de stichting op het perceel zeventien woningen gerealiseerd.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een belaste levering van een bouwterrein (artikel 11, lid 1, onderdeel a, onder 1° jo. artikel 11, lid 6, Wet OB 1968). Daarom heeft hij aan X een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 311.610.

Rechtbank Gelderland heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld en de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uit te voeren (rechts)handelingen hadden naar het oordeel van het Hof tot doel de levering door X aan de stichting van een terrein dat gereed was om te worden bebouwd.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad oordeelt als volgt:

‘In aanmerking nemende dat de levering van de onroerende zaak heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2015, moet de vraag of deze levering een bouwterrein betrof, worden beantwoord met inachtneming van de wettelijke bepalingen die van toepassing waren op dat tijdstip. Het Hof heeft dit miskend door uit te gaan van de definitie van het begrip bouwterrein zoals die met ingang van 1 januari 2017. Dit kan echter niet tot cassatie leiden omdat het Hof terecht heeft geconcludeerd dat hetgeen X en de koper waren overeengekomen als geheel tot doel had de levering van een terrein dat gereed was om te worden bebouwd. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.’

X heeft wel recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
4e kwartaal 2015
Instantie
HR
Datum instantie
9 februari 2024
Rolnummer
21/04052
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:218
Auteur(s)
dr. B. Willemsen LLM
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/0441
Aflevering
20 februari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6248
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=6,bwbr0002629&artikel=11&lid=6,celex32006l0112&artikel=12,celex32006l0112&artikel=12,celex32006l0112&artikel=135,celex32006l0112&artikel=135

Naar de bovenkant van de pagina