Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op 5 juli 2010 is mevrouw Y overleden. Zij was in gemeenschap van goederen gehuwd met de heer X, tot diens overlijden op 28 maart 1999. Na het overlijden van X, was Y de enig eigenaar van de voormalige echtelijke woning. Naar aanleiding van het overlijden van X is een verklaring van erfrecht opgemaakt. Deze is niet ingeschreven in de Basisregistratie Kadaster.

Op 28 februari 2010 is een beschikking Wet WOZ vastgesteld voor het belastingjaar 2010 naar een waarde van de woning van € 943.000. De woning is op 1 oktober 2019 verkocht aan derden voor € 660.000.

Erfgenamen van Y zijn twee zonen en twee kleinkinderen (hierna: de belanghebbenden).

Belanghebbenden en de Inspecteur zijn het eens dat de grondslag voor de erfbelasting dient te worden verlaagd als gevolg van een lagere waardering van de woning ten tijde van het overlijden van Y. Voorwaarde voor de daadwerkelijke uitvoering van die teruggave is dat de lagere waarde blijkt uit een conform de Wet WOZ gegeven waardebeschikking. Die staat echter onherroepelijk vast.

Belanghebbenden hebben een verzoek gedaan tot afgifte van (een) nieuwe beschikking(en) met een beroep op artikel 26 en 28 Wet WOZ, maar dat is afgewezen. In geschil is of dat terecht is.

Omdat in de Basisregistratie Kadaster per de datum van overlijden van Y geen wijzigingen zijn geregistreerd, is er in de optiek van de Heffingsambtenaar onvoldoende juridische basis om van een wijziging van één of meerdere belanghebbenden te spreken als bedoeld in artikel 26 Wet WOZ. De vermelding in de Basisregistratie Kadaster in 2010, is volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant echter niet leidend voor toepassing van artikel 26 en/of 28 Wet WOZ.

Y had de volledige eigendom van de woning ten tijde van haar overlijden. Als gevolg van haar overlijden heeft elk van de belanghebbenden individueel de hoedanigheid verkregen van een ander dan degene aan wie op 28 februari 2010 de WOZ-beschikking is uitgereikt. Niet in geschil is dat aan de overige voorwaarden voor toepassing van artikel 26 Wet WOZ is voldaan.

De Heffingsambtenaar moet ten aanzien van de belanghebbenden een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 22, lid 1, Wet WOZ voor het jaar 2010 geven.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
21 december 2022
Rolnummer
20/9076
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:7986
NLF-nummer
NLF 2023/0202
Aflevering
19 januari 2023
bwbr0007119&artikel=26,bwbr0007119&artikel=26

Naar de bovenkant van de pagina