Direct naar content gaan

Samenvatting

De familie Nigl oefent activiteiten uit op het gebied van de wijnbouw en wijnproductie in Oostenrijk. Zij vormen drie maatschappen die hun producten onder een gemeenschappelijke merknaam en via een kapitaalvennootschap in de handel brengen. De maatschappen en kapitaalvennootschap zijn vanaf de oprichting geregistreerd als afzonderlijke belastingplichtigen voor de btw.

Na een controle in 2012 stelt de Oostenrijkse belastingdienst dat de drie maatschappen met ingang van 2005 moeten worden behandeld als één btw-ondernemer. Dit leidt tot naheffingsaanslagen en beperking van de btw-identificatienummers. Ook heeft de Oostenrijkse belastingdienst de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten waarvan de maatschappen profiteerden, ter discussie gesteld. De hoogste belastingrechter in Oostenrijk heeft over deze kwestie een serie prejudiciële vragen voorgelegd aan het HvJ.

Het HvJ oordeelt dat de maatschappen waarvan in het onderhavige geval sprake is, moeten worden beschouwd als zelfstandige btw-belastingplichtigen. Artikel 25 Zesde Richtlijn en artikel 296 Btw-richtlijn verzetten zich er niet tegen dat de onderhavige maatschappen worden uitgesloten van de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten. Zij moeten dan wel materieel in staat zijn de administratieve lasten te dragen in verband met toepassing van de normale of de vereenvoudigde btw-regeling, hetgeen de verwijzende rechter moet nagaan. Uitsluiting van de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten mag met terugwerkende kracht plaatsvinden indien de beoordeling door de Belastingdienst plaatsvindt voor het verstrijken van de verjaringstermijn. Voorts mogen de gevolgen ervan niet terugwerken tot een datum die voorafgaat aan die waarop de feitelijke en juridische gegevens zijn opgekomen waarop de beoordeling berust.

Anders: conclusie A-G Szpunar.

Het begrip ‘eenieder’

Op grond van artikel 9, lid 1, Btw-richtlijn wordt eenieder die zelfstandig een economische activiteit verricht voor de btw als belastingplichtige aangemerkt. De term ‘eenieder’ heeft een rechtsvormneutraal karakter als gevolg waarvan de vraag kan opkomen of de drie maatschappen die door verschillende leden van de familie Nigl worden geëxploiteerd in het kader van wijnproductie, tezamen als één belastingplichtige kunnen worden aangemerkt, ook zonder de eventuele aanwezigheid van een fiscale eenheid btw. Op basis van de beschikbare feiten komt het HvJ tot het oordeel dat de drie maatschappen als afzonderlijke belastingplichtigen moeten worden gezien, nu deze maatschappen weliswaar samenwerken maar elke maatschap zelfstandig (i) de wijngaarden die haar toebehoren exploiteert, (ii) eigen werknemers in dienst heeft, (iii) over eigen uitrusting beschikt en (iiii) eigenstandig naar buiten treedt richting leveranciers, overheidsinstanties en in, voorkomend geval, klanten. Dat de distributie van de wijn hoofdzakelijk gezamenlijk gebeurt via een daartoe opgerichte GmbH doet daaraan niet af. Naar mijn idee is dit een juiste interpretatie van het begrip ‘eenieder’ en bovendien van het zelfstandigheidscriterium. De maatschappen treden immers niet gezamenlijk op in het economische verkeer in een zo vergaande mate dat de drie maatschappen vereenzelvigd kunnen worden. Dat is wellicht anders voor zover het de distributie van de wijn betreft, maar daar is nu juist een vennootschap (de GmbH) voor opgericht, die op zichzelf een afzonderlijke ‘eenieder’ vormt. Ieder van de maatschappen verhoudt zich tot die vennootschap als een leverancier tot zijn afnemer zoals deze in elke productie- of distrubutieketen te vinden is. Voor Nederland lijkt de zaak op dit punt dan ook geen grote gevolgen te hebben. Gezien de waarde (zie r.o. 30) die het HvJ lijkt te hechten aan het al dan niet gezamenlijk naar buiten toe optreden kan bovendien worden geconcludeerd dat het beroemde arrest van de Tariefcommissie over een groep rondtrekkende loonslagers, die als één ondernemer voor de btw werden aangemerkt op basis van hun feitelijke maatschappelijke zelfstandigheid, Unierechtelijk overeind blijft.

De landbouwregeling

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2005 >
Instantie
HvJ
Datum instantie
12 oktober 2016
Rolnummer
C‑340/15
ECLI
ECLI:EU:C:2016:764
Auteur(s)
prof. dr. S.B. Cornielje
PwC/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2016/0399
Aflevering
3 november 2016
Judoregnummer
JCDI:NFB78
,bwbr0002629&artikel=7&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina