Samenvatting
Vanwege de coronacrisis heeft het kabinet aan ondernemers uitstel van betaling van belastingschulden verleend. Er gaan ook stemmen op om belastingschulden van ondernemers kwijt te schelden. In deze bijdrage onderzoeken Charlie Bruijsten en Frank Elsweier wat dat betekent voor de winstbelasting. Als er inderdaad een ruimere saneringsregeling komt, dan kan volgens de auteurs worden overwogen om daarin ook een vrijstelling op te nemen zonder de voorwaarden die gelden voor de huidige kwijtscheldingswinstvrijstelling.
Opinie
Inleiding
Het kabinet heeft ondernemers vanwege de coronacrisis de mogelijkheid gegeven om belastingschulden later te betalen. Vanuit ondernemerszijde wordt geopperd om belastingschulden kwijt te schelden. Maar volgens de staatssecretaris van Financiën is kwijtschelden van belastingschulden niet aan de orde. VVD-leider Rutte hint in zijn campagne echter wel op schuldsanering voor ondernemers. In deze bijdrage onderzoeken wij het traject van uitstel tot kwijtschelding. Dat brengt ons tot de vraag welke fiscale gevolgen de vrijval van een belastingschuld heeft of zou kunnen hebben voor ondernemers.
Uitstel van belastingbetaling vanwege corona
Vanwege de coronacrisis heeft het kabinet een regeling voor uitstel van betaling van belastingschulden in het leven geroepen. Deze regeling is erop gericht om ondernemers die door de crisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen te ondersteunen.
De staatssecretaris van Financiën heeft goedgekeurd dat de Ontvanger na ontvangst van een tijdig ingediend verzoek om uitstel van betaling gedurende drie maanden geen invorderingsmaatregelen treft. De Ontvanger verleent op verzoek ook uitstel van betaling van belasting voor een periode langer dan drie maanden. Voor dit verlengde uitstel geldt wel een aantal aanvullende voorwaarden, waaronder een verklaring van een derde-deskundige als het verzoek om uitstel meer dan € 20.000 bedraagt.
Op 21 januari 2021 heeft het kabinet het uitstel van betaling verlengd van 1 april 2021 tot 1 juli 2021. Ondernemers kunnen daardoor tot uiterlijk 1 juli 2021 uitstel van betaling of een verlenging van een reeds verleend uitstel aanvragen.
De volgende belastingen komen in aanmerking voor uitstel van betaling:
- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen;
- inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet;
- vennootschapsbelasting;
- omzetbelasting (btw);
- loonheffingen;
- kansspelbelasting;
- assurantiebelasting;
- verhuurderheffing;
- milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater);
- accijnzen;
- verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en vergelijkbare belastingen;
- belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die is verschuldigd vanaf 1 mei 2020 door een onderneming die beschikt over een vergunning in de zin van artikel 8 Wet BPM.
Betalingsregeling voor belastingschulden
Met het verleende uitstel is de Belastingdienst één van de grote schuldeisers van het bedrijfsleven geworden. Daarmee heeft de Belastingdienst een grote verantwoordelijkheid voor een fatsoenlijke afwikkeling van de schulden, vooral bij ondernemers bij wie het water aan de lippen staat.
Ondernemers kunnen met de Ontvanger een betalingsregeling treffen. Dat kon vóór de coronacrisis ook al en is geregeld in de Leidraad invordering 2008. Daarin staat dat de betalingsregeling een zo kort mogelijke periode moet beslaan. Bij het vaststellen van de duur van de betalingsregeling houdt de Ontvanger rekening met de omstandigheden, bijvoorbeeld de aard en de omvang van de schuld, de liquiditeits- en de vermogenspositie van de onderneming en het aangifte- en betalingsgedrag in het verleden. Dit impliceert dat de gevolgen van de coronacrisis moeten worden meegewogen bij de duur van de betalingsregeling. De betalingsregeling duurt op basis van de Leidraad invordering 2008 echter niet langer dan twaalf maanden.
Gezien de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, vindt de staatssecretaris van Financiën het passend om naast de bestaande betalingsregeling voor de hierboven genoemde belastingen een ruimhartiger betalingsregeling toe te staan. De schuld moet dan wel in 36 gelijke maandelijkse termijnen worden afgelost. Dit gaat dus verder dan de ruimte die de Leidraad invordering 2008 biedt.
Op 21 januari 2021 heeft het kabinet aangegeven dat de datum waarop ondernemers dan moeten starten met het terugbetalen van hun opgebouwde belastingschuld wordt opgeschoven van 1 juli 2021 naar 1 oktober 2021. De belastingschuld moet dan vanaf 1 oktober 2021 binnen 36 maanden worden terugbetaald.
Kwijtschelding van belastingschuld
De Ontvanger heeft ook de mogelijkheid om kwijtschelding van belastingschulden te verlenen aan belastingschuldigen die niet in staat zijn om ‘anders dan met buitengewoon bezwaar’ een belastingaanslag (deels) te betalen. Ondernemers kunnen daarvoor een verzoek indienen bij de Ontvanger. De Ontvanger zal geen kwijtschelding verlenen als andere schuldeisers wel worden betaald. Een eenzijdige kwijtschelding zou in feite neerkomen op overheidssteun aan de betreffende onderneming, wat als een vorm van concurrentievervalsing kan worden uitgelegd.
Ondernemers komen bovendien alleen in aanmerking voor kwijtschelding indien dit geschiedt in het kader van een akkoord met alle schuldeisers, dus in het kader van een saneringsakkoord. De voorwaarden zijn streng. In de praktijk gaat de Ontvanger slechts in uitzonderingssituaties over op kwijtschelding van belastingschulden van ondernemers.
Dat neemt niet weg dat het kabinet al wel eerste stappen heeft gezet om ondernemers vanwege de coronacrisis wat meer tegemoet te komen. Zo is voor ondernemers het time-outarrangement (TOA) in het leven geroepen. Het TOA is het overkoepelende plan van het kabinet om ondernemers in zwaar weer, maar met een potentieel levensvatbaar bedrijf te helpen bij het afwenden van een faillissement. De per 1 januari 2021 in werking getreden Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) past in dat plan.
Het kabinet heeft in januari 2021 bovendien geconstateerd dat ondanks de hierboven besproken betalingsregeling van 36 maanden voor belastingschulden, niet alle door de coronacrisis getroffen ondernemers hun belastingschulden volledig af kunnen lossen. Om die reden is toegezegd dat het kabinet zich zal inspannen om als onderdeel van het TOA samen met andere schuldeisers, intermediairs en schuldhulpverleners richtlijnen voor een soepelere en efficiëntere behandeling van saneringsverzoeken van ondernemers te ontwikkelen. Het kabinet heeft ook toegezegd dat de Belastingdienst saneringsverzoeken binnen de bestaande wettelijke kaders met een ‘welwillende blik’ zal beoordelen. Volgens het kabinet betekent dit dat de Belastingdienst bij twijfel een verzoek zal toekennen.
In februari 2021 heeft het kabinet nogmaals laten weten dat de Belastingdienst als onderdeel van het TOA samen met schuldeisers en schuldhulpverleners soepeler wil kijken naar het gericht kwijtschelden van (belasting)schulden, wanneer een terugbetalingsregeling niet voldoende is. Wij hebben begrepen dat daar in het tweede kwartaal van 2021 een regeling voor komt en dat de Belastingdienst in afwachting daarvan al ingediende saneringsverzoeken zal aanhouden als de ondernemer daarom vraagt.
Politieke afweging
Vanuit ondernemerskant is geopperd om ondernemers ruimhartig tegemoet te komen met de kwijtschelding van belastingschulden. De minister van Financiën heeft daar terughoudend op gereageerd. Hij vindt het nog te vroeg om nu al over kwijtschelden te praten. Ook de staatssecretaris van Financiën laat weten dat kwijtschelden van belastingschulden niet aan de orde is. Dat zou volgens hem oneerlijk zijn tegenover iedereen die de belastingschulden wel betaalt. Bovendien is het geld volgens de staatssecretaris nodig om overheidsuitgaven te financieren. VVD-leider Rutte heeft in aanloop naar de verkiezingen echter wel gehint op een saneringsregeling voor ondernemers.
Aan de ene kant zullen noodlijdende ondernemers baat hebben bij de kwijtschelding van hun belastingschuld. Aan de andere kant is het de vraag in hoeverre de gemeenschap daarvoor moet opdraaien. Er wordt door het Rijk al behoorlijk wat geld gestoken in het op de rails houden van de economie. Bovendien is een ruimhartige kwijtscheldingsregeling zuur voor ondernemers die ondanks de crisis wel alles op alles hebben gezet om hun belastingschulden op tijd te betalen en daarmee niet in aanmerking komen voor een kwijtschelding. Wat dat betreft begrijpen wij de terughoudendheid van de minister en de staatssecretaris wel.
Kwijtscheldingswinstvrijstelling
Maar stel dat het (nieuwe) kabinet er toch voor kiest over te gaan op kwijtschelding van belastingschulden van ondernemers. Als een belastingschuld wordt kwijtgescholden, dan realiseert de ondernemer in beginsel een positief resultaat (fiscale winst in de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting) ter grootte van het bedrag van de betreffende schuld.
Mogelijk kan de ondernemer bij de kwijtschelding van een belastingschuld een beroep doen op de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Wij zien dan wel een tweetal aandachtspunten.
Ten eerste is de kwijtscheldingswinstvrijstelling alleen van toepassing indien sprake is van het prijsgeven van een niet voor verwezenlijking vatbaar recht. Dit moet worden beoordeeld vanuit het perspectief van de schuldeiser, in dit geval dus de Belastingdienst. De vraag is dan of een redelijk oordelende en zakelijk handelende schuldeiser op grond van de ten tijde van de kwijtschelding bestaande feiten en omstandigheden, zoals deze voor hem kenbaar konden zijn tot het oordeel moest komen dat pogingen tot inning of verhaal vruchteloos zouden blijven of tot naar maatschappelijke opvattingen onaanvaardbare gevolgen zouden leiden. Stel dat de Belastingdienst in het kader van het TOA een belastingschuld kwijtscheldt aan een ondernemer die financieel zwaar in de problemen zit, maar waarvan het bedrijf nog wel levensvatbaar is. Kan dan worden gezegd dat de belastingschuld niet voor verwezenlijking vatbaar is? Het is niet zo dat inning dan bij voorbaat vruchteloos is. Maar hoe zit het met de naar maatschappelijke opvattingen onaanvaardbare gevolgen? Is dat hier aan de orde? Dat kan nog best een lastige discussie worden. Overigens zal een ondernemer die in een dergelijk geval door de Belastingdienst een belastingschuld krijgt kwijtgescholden die discussie moeten voeren met diezelfde Belastingdienst. Mocht het zover komen dat inderdaad wordt overgegaan tot het kwijtschelden van belastingschulden, dan doet de staatssecretaris er naar ons idee goed aan op dit punt eenduidig beleid vast te leggen in een beleidsbesluit.
Ten tweede is de kwijtscheldingswinstvrijstelling alleen van toepassing voor zover het bedrag van de kwijtschelding hoger is dan de nog te verrekenen verliezen. Met andere woorden: de ondernemer moet eerst de nog verrekenbare verliezen inleveren voordat hij in aanmerking komt voor de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Het kan zeker niet worden uitgesloten dat ondernemers in het eerste coronajaar in de verliezen zijn gedoken en daardoor bij een kwijtschelding in een later jaar niet (geheel) in aanmerking komen voor de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Om ondernemers vanwege de coronacrisis tegemoet te komen, zou het kabinet kunnen overwegen om de voorwaarde dat verliezen moeten worden ingeleverd tijdelijk buiten toepassing te laten.
Speciale vrijstelling voor vrijval belastingschulden
Als ervoor wordt gekozen om een breder ingestoken kwijtschelding van belastingschulden in te voeren, kan echter ook worden overwogen om een tijdelijke vrijstelling in te voeren voor de winst die daaruit voortvloeit, zonder nadere voorwaarden zoals bij de kwijtscheldingswinstvrijstelling.
Een tijdelijke coronagerelateerde vrijstelling is niet nieuw. Om ondernemers te ondersteunen heeft het kabinet eerder onder andere de Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS) en de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (Subsidie vaste lasten) ingevoerd. Daarvoor is een vrijstelling in de wet opgenomen. De achterliggende motivatie is, dat het hier een tegemoetkoming respectievelijk subsidie betreft en geen vergoeding voor inkomensverlies of inkomensvervanging. In gelijke zin kan de kwijtschelding van een belastingschuld worden aangemerkt als een tegemoetkoming.
Afsluiting
Wij hebben het traject van uitstel van betaling, betalingsregeling en kwijtschelding van belastingschulden besproken. Voor de kwijtschelding van belastingschulden gelden nu nog strenge regels, maar van ondernemerskant wordt geopperd om ondernemers ruimhartig tegemoet te komen met de kwijtschelding van belastingschulden.
De vrijval van een belastingschuld leidt tot een belaste bate en daarmee mogelijk weer tot een belastingschuld. Op de vrijval van een belastingschuld is mogelijk de kwijtscheldingswinstvrijstelling van toepassing. Er moet dan sprake zijn van het prijsgeven van een niet voor verwezenlijking vatbaar recht en de vrijstelling is alleen van toepassing voor zover het bedrag van de kwijtschelding hoger is dan de nog te verrekenen verliezen. Om de ondernemer nog ruimhartiger tegemoet te komen kan overwogen worden een speciale vrijstelling voor de vrijval van belastingschulden in te voeren (vergelijkbaar met de vrijstelling voor de TOGS en Subsidie vaste lasten).