Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) handelt in (gebruikte) personenauto’s. Op 25 maart 2014 heeft zij voor een personenauto de tenaamstelling in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens doen beëindigen in verband met de overbrenging van de auto naar Duitsland en de registratie in het kentekenregister van dat land.

De auto is op 14 maart 2008 in het Verenigd Koninkrijk voor het eerst toegelaten tot de openbare weg en is in verband daarmee in het Verenigd Koninkrijk geregistreerd in het aldaar aangehouden kentekenregister. De auto is op 16 maart 2009 door de toenmalige eigenaar (de eigenaar) overgebracht van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland in verband met zijn verhuizing naar Nederland. In verband met deze overbrenging heeft de eigenaar verzocht om toepassing van de verhuisboedelvrijstelling (artikel 14, lid 1, Wet BPM). De Inspecteur heeft deze vrijstelling bij beschikking van 31 maart 2009 verleend. De eigenaar heeft de auto vervolgens bij X ingeruild. Het kenteken van de auto is vervolgens op naam van X gesteld. Ter zake van de uitvoer van de auto naar Duitsland heeft X de Inspecteur op 25 maart 2014 verzocht een teruggaaf van BPM van € 14.506 te verlenen. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat X geen recht op teruggaaf van BPM heeft, aangezien niet vaststaat dat de Inspecteur bij de registratie van de auto in Nederland de verhuisboedelvrijstelling ten onrechte heeft verleend. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond. De Inspecteur heeft terecht afwijzend op het teruggaafverzoek beslist. Het oordeel van het Hof is derhalve juist, wat er ook zij van de daartoe gebezigde gronden.

Pleisterbepaling

Teruggaaf van BPM bij export van een auto is diverse malen onderwerp van discussie geweest in de jurisprudentie. Aanvankelijk behoorde teruggaaf van BPM niet tot de mogelijkheden. Eerst in de beschikking van het HvJ van 27 juni 2006 is vast komen te staan dat het ontbreken van een teruggaafmogelijkheid in strijd is met de Europese regelgeving. De door mij bepleite stelling dat de BPM een pleisterbelasting is, deed ook opgeld in deze zaak. Eerst zodra door het HvJ is vastgesteld dat een regeling uit de Nederlandse BPM-wetgeving strijdigheid oplevert met de Europese regelgeving, wordt het ondeugdelijk bevonden wetsartikel met een ‘pleister’ gerepareerd. In dit specifieke geval betreft de pleisterbepaling artikel 14a Wet BPM. In dit artikel wordt bepaald dat aan de houder van de auto teruggaaf van BPM wordt verleend indien de auto wordt geëxporteerd uit Nederland en de auto vervolgens wordt geregistreerd in een andere lidstaat van de EU of EER (artikel 14a, lid 1, Wet BPM). Deze teruggaaf wordt conform het derde lid van dit artikel uitsluitend verleend wanneer de belasting is betaald en het een Nederlandse registratie van 16 oktober 2006 of later betreft. Op de terug te geven BPM vindt een afschrijving plaats ten opzichte van de oorspronkelijk in rekening gebrachte BPM. In aanvulling daarop bepaalt het vierde lid dat, ingeval voor dezelfde auto eerder een BPM-teruggaaf is verleend, de BPM slechts teruggegeven wordt indien deze op een later tijdstip alsnog is voldaan.

Verhuisboedelvrijstelling en teruggaaf

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
17 november 2017
Rolnummer
17/01928
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:2872
Auteur(s)
mr. H.A. Elbert
Elbert Fiscaal
NLF-nummer
NLF 2017/2877
Aflevering
7 december 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB999
bwbr0005806&artikel=14a&lid=1,bwbr0005806&artikel=14a&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina