Direct naar content gaan

Samenvatting

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft aan de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld over de verschuldigdheid van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstellingen.
De Rechtbank doet dit mede naar aanleiding van het grote aantal zaken hierover dat bij de Rechtbank aanhangig is en de discussie in de literatuur waarin de vraag wordt opgeworpen of het arrest van 10 juli 2015, 14/03956, ECLI:NL:HR:2015:1777, BNB 2015/203, nog onverkort van toepassing is.
De Rechtbank wil het volgende weten:
1. Ziet de Hoge Raad reden om terug te komen op de beslissing in zijn arrest van 10 juli 2015, namelijk dat een in het buitenland gevestigd beleggingsfonds reeds niet vergelijkbaar is met een Nederlandse fbi omdat een dergelijk beleggingsfonds niet in Nederland inhoudingsplichtig is voor de dividendbelasting?
2. Zo neen, is de vergelijkingsmaatstaf anders indien ook binnenlandse particuliere aandeelhouders participeren in het in het buitenland gevestigd beleggingsfonds?
De zaak is aangehouden.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2003-2006
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
1 augustus 2016
Rolnummer
15/6759
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:4828
bwbr-vweu &&artikel=63,bwbr0002320&artikel=27ga

Naar de bovenkant van de pagina