Direct naar content gaan

Samenvatting

Na een artikel in een tijdschrift heeft de inspecteur een man verzocht om vragen te beantwoorden, onder meer of het juist is dat hij een door C in Liechtenstein beheerde rekening met de naam E in bezit heeft of heeft gehad.
De man heeft daarop geantwoord dat hij persoonlijk niet over een rekening in Liechtenstein beschikte, maar E wel.
Daarbij merkte de man op, met verwijzing naar een bij zijn brief gevoegd exemplaar van een beslissing van het Fürstliches Landgericht in Liechtenstein gedateerd 17 mei 2006, dat dit al jaren bij de Nederlandse overheid bekend is.
De inspecteur heeft daarna een informatiebeschikking vastgesteld ten aanzien van de man.
De informatiebeschikking is geadresseerd aan de gemachtigde van de man.
De man heeft beroep, hoger beroep en cassatieberoep ingesteld over de rechtsgeldigheid van de informatiebeschikking.
Hij komt in cassatie op tegen het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden dat de tenaamstelling van de informatiebeschikking geen reden voor vernietiging is.
De Hoge Raad is het echter met het Hof eens.
Het Hof heeft vastgesteld dat redelijkerwijs geen misverstand erover kon bestaan, en na de bekendmaking ook niet heeft bestaan, dat ten aanzien van de man een informatiebeschikking is genomen.
Het Hof heeft voor de beoordeling van de geldigheid van de op artikel 52a AWR berustende beschikking aldus een juiste maatstaf gehanteerd.
De Hoge Raad beslist verder dat geen rechtsregel het Hof verhinderde kennis te nemen van en belang toe te kennen aan de beslissing van het Fürstliches Landgericht die door de man ter ondersteuning van zijn eigen stellingen aan de inspecteur is toegezonden.
Het cassatieberoep van de man wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
27 februari 2015
Rolnummer
14/03215
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:473
bwbid=bwbr0&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina